Monumen Nasional
We zijn dwars door de wekker heen geslapen en pas om half twaalf wakker. Ik voel me hartstikke goed, niets te merken van een jetlag.
Lopend gaan we naar het Monumen Nasional, ook wel bekend als Monas. Dit ligt vlak bij het hotel en we zijn er dan ook zo. Het is prachtig weer. Ik moet wel even wennen aan het verkeer, niet normaal druk en zo ontzettend veel scootertjes. Ik probeer te observeren hoe de lokale bevolking dit doet. Eigenlijk komt het neer op gewoon oversteken en rustig wuiven met je handen, maar het werkt mooi wel!
In het groene parkje zien we de 'fallus en de vulva' al boven de palmbomen uit komen. Het is het symbool voor de onafhankelijkheid van Soekarno. Het is best druk en als we een rondje gelopen hebben om alle (enigszins verwaarloosde) beeldhouwwerken te bekijken en nog steeds is de rij niets verschoven. Dan gaan we maar niet naar boven. Wel duiken we de kelder in, waar ze een soort kijkdozen hebben gemaakt met belangrijke gebeurtenissen uit de Indonesische geschiedenis. Met een schuldgevoel bekijken we de scenes waarbij de Nederlanders zo een belangrijke rol gespeeld hebben.
Kota
We besluiten te gaan lopen naar Kota, een wijk waar nog wat overblijfselen van de Nederlandse overheersing te zien zijn. We komen door het drukke China Town, waar we wat biertjes halen voor in het hotel. Natuurlijk is het weer een stuk verder lopen dan we van te voren hadden bedacht en uiteindelijk pakken we dan toch een taxi. Gelukkig maar want het blijkt echt nog een heel eind te zijn.
Vanuit de taxi zien we een marktje, dat er in eerste instantie gezellig uit ziet, maar als ik wat beter kijk zie ik pistolen en geweren liggen en een platgereden rat op nog geen meter afstand van een eetkraampje. Ook kun je hier een tattoo laten zetten...
We worden uit de taxi gezet op een plein en zien gelijk het Batavia Café liggen. Hier gaan we naar binnen en drinken een biertje, eindelijk! Je moet hier zeker de mannen wc even checken. Volgens Gijs is het behoorlijk ongemakkelijk. Een lange glazen wand met daarvoor een soort afvoerput. Je staat dus tegen je eigen spiegelbeeld te plassen. Bij de vrouwen wc is het niet veel beter, de deuren zijn van melkglas en je kunt iemand zo zien zitten.
Na ons eerste Bintang biertje zijn we op zoek gegaan naar de oude Hollandse brug, de enige die nog bewaard is gebleven. De Hoenderpasarbrug is makkelijk te vinden, maar is wel wat verwaarloosd. Op het moment dat wij er zijn is hij ook afgesloten en kunnen we niet oversteken. Door vervuiling van het water is het ook eigenlijk meer een berg afval waar de brug overheen loopt. Water is bijna niet te zien en je ziet de ratten heen en weer rennen. Niet helemaal wat ik verwacht had.
Het volgende slimme idee dient zich aan. Laten we gaan lopen naar de haven, om hier vis te gaan eten. Ik weet niet meer wie, maar één van ons had gelezen dat er goede visrestaurantjes zouden zitten. In onze beleving zijn we dicht bij dus (zucht) we gaan lopen.
Hoe verder we afdwalen, hoe meer armoede we zien. De hutjes worden steeds triester. Van golfplaten en hout, naar een plastic zeil over een paal gehangen. Ik heb het gevoel dat we in een sloppenwijk terecht zijn gekomen. Het stinkt naar bedorven eten en overal liggen stapels plastic en afval. Als je er te dicht in de buurt loopt dan rennen de kakkerlakken over je voeten.
In een straatje komen mensen zelfs naar buiten om ons aan te staren. Nu voelt het echt als foute boel. Een jong jochie, ik schat hem een jaar of 14/15, vol tattoo's zit met een sigaret in zijn mond op een scooter. Hij probeert ons wijs te maken dat we via een extreem donker en verlaten steegje moeten lopen om op de goede weg te komen. Denk het niet vriend, we lopen wel terug naar de 'grote weg'.
Niet lang daarna komen we bij een hoge brug en hier is de sfeer echt grimmig. Onder de brug staan allemaal huisjes van afval en het is er druk. Vuurtjes branden en er spelen kinderen vlak langs de razende vrachtwagens. Nu ben ik er echt wel een beetje klaar mee en ik ben niet de enige. We proberen een taxi aan te houden, maar ze stoppen niet voor ons. Als een groep mannen aan de overkant van de straat naar ons zie wijzen en richting ons zie komen, krijg ik het benauwd. Op dat moment stopt er een taxi die ons, met de deuren op slot, terug naar het hotel rijdt. Of het nu mijn verbeelding is geweest weet ik niet, maar ik ben blij dat ik er niet achter ben gekomen of ze echt kwade bedoelingen hadden.
In het hotel stap ik even onder de douche, mijn voeten en benen zitten onder de modder en andere gore troep. Daarna nemen we een duik in het zwembad en drinken een biertje die we in 'Chinatown' gekocht hebben. Vanaf het dak strooi ik een beetje as van mijn moeder uit, het uitzicht op de wolkenkrabbers is wel heel gaaf om te zien.
Reactie schrijven