Dag 5, van Tbilisi naar Stepantsminda/Kazbegi
Vandaag hebben we heerlijk lang uitgeslapen en werden we uitgerust wakker. Grapje, we staan om 7 uur alweer onze spullen in te pakken om naar de volgende plek af te reizen. We gaan op weg naar Kazbegi, in het noorden van Georgië in de Kaukasus. Ik ben ondertussen al vrolijk aan het neurieën (Er was er eens een oude Rus die woonde in de Kaukasus en die was verliefd op Olga). Ben je niet bekend met dit nummer? Klik dan maar even hier voor een achtergrond deuntje.
We proberen Nonna het huis uit te krijgen en de sleutel in te leveren, maar na 10 x aanbellen komt ze nog niet te voorschijn. Ik vind het heel vervelend, maar we laten de sleutel in het slot zitten en de poort kunnen we niet afsluiten. Maar het is niet anders. Bepakt lopen we de berg af, naar het plein dat altijd vol taxi's staat. Voor 15 GEL nemen we een taxi naar het Didube bus station. Het is veel langer rijden dan ik had verwacht, zeker wel een kwartier.
Als ik het plein onder ogen krijg, wordt ik toch wel wat droevig. Het is één groot schreeuwfestijn. Alle chauffeurs proberen je in hun wagen te krijgen. Ik raak hier denk ik nooit aan gewend. Gelukkig zijn ook hier weer behulpzame Georgiërs die ons de goede kant op sturen. Eigenlijk willen we de goedkoopste optie nemen, een Marshrutka. Dit is een busje volgepropt met stoeltjes en mensen, maar zoals ik zei het is goedkoop. Uiteindelijk worden we aangesproken door een kleine dikke man, die me aan een goblin uit The Spiderwick Chronicles doet denken. Hij gaat met een nette minibus naar het dorp Kazbegi en stopt onderweg bij een aantal bezienswaardigheden. Het is iets duurder, maar ik vind dat het wel waard. We rijden niet elke dag door dit land. We moeten even wachten tot alle plekken vol zijn. Gijs probeert snel een brood te scoren, maar het is zo druk dat we het maar laten zitten. Ondertussen heeft de goblin chauffeur alle benodigde passagiers bij elkaar gesprokkeld en kunnen we vertrekken. In een volle wagen en met keihard Georgische muziek uit de speakers gaan we op weg naar de Kaukasus.
De Tussenstops
Achteraf ben ik zeker wel blij dat we toch gekozen hebben voor een rit met tussenstops bij de bezienswaardigheden op onze route. Al is het alleen al om tussendoor even je benen te kunnen strekken. Allereerst stoppen we bij een grote dam, de Zhinvali Dam. Deze voorkomt dat een hele hoop blauw/groen water het dal instroomt. Er hangen een aantal typisch Georgische bontmutsen en vesjes met een geweer die je kunt aantrekken voor een geinig kiekje. Natuurlijk doe ik dat niet want... ik heb eigenlijk geen idee waarom niet. Na wat rondkijken worden we terug naar de auto geroepen door de goblin en gaan we weer op weg.
Het is maar een klein stukje naar ons volgende stop. Het Ananuri kasteel is een populaire tussenstop en erg fotogeniek. Het is gebouwd in de 13e eeuw en is de hoofdrolspeler in een hoop legendes. Als we de volle parkeerplaats oprijden schreeuwt de chauffeur iets in het Georgisch en wonderbaarlijk genoeg kunnen we er uit opmaken dat we twintig minuten de tijd hebben om de boel te verkennen. We rennen het complex door, dat inderdaad heel mooi is, maar oh zo druk. Ik kan er niet echt van genieten. We maken dus snel een rondje en maken weer dat we wegkomen. Buiten het complex staat een toeristische markt die bijna net zo groot is als de bezienswaardigheid zelf. Gijs rammelt van de honger en we gaan op zoek naar een broodje. Hoewel ik het idee heb dat onze tijd er ondertussen al wel op zit, laat hij het broodje ook nog rustig even opwarmen. We trekken een sprintje terug naar de auto en daar staat iedereen inderdaad al op ons te wachten. Brommend stapt de goblin chauffeur weer in, schreeuwt nog wat, maar dat verstaan we toch niet en we scheuren de parkeerplaats weer af.
We racen verder over de Militairy High Road richting het noorden. De chauffeur is echt een snelheidsduivel en haalt alles in wat hij in kan halen. Soms scheelt het echt niets. De Aziaten achter ons slaken vaak zuchten van opluchting. Ik probeer me maar zo veel mogelijk te ontspannen, mocht het tot een aanrijding komen. Ik ben namelijk de enige in de auto die geen gordel heeft en dat voelt niet echt prettig. Eén keer is het echt bijna mis gegaan en reden we half de berm in, die er eigenlijk maar een kleine strook kiezelsteentjes langs de vangrail is. Doodeng! We stoppen even voor een lunch, maar het is mij te vol en ik heb niet echt trek.
Ondertussen begint het landschap een stuk ruiger te worden. We rijden dwars door de bergen over slingerweggetjes en ik ben blij dat Gijs geen last krijgt van wagenziekte. We zien een hoop hotelletjes verschijnen die adverteren met wintersporten en ook zien we een hoop skiliften in aanbouw. Ik durf te wedden dat deze plek over een jaar of tien een goed bezochte plaats voor een wintervakantie zal zijn.
Onze laatste stop is bij het Russische 'vriendschaps' monument. Dit bouwwerk is neergezet ter ere van de 200 jaar vriendschap tussen Georgië en Rusland. Dat is best een vreemde plek als je bedenkt dat de Russen de laatste tijd 2 regio's van Georgië bezet hebben, Abchazië en Zuid-Ossetië. De Laatste ligt hier niet heel ver vandaan. Deze regio's samen zijn toch een groot deel van het kleine Georgië.
Het monument zelf is wel tof, vooral het uitzicht is heel erg gaaf. Als je richting het bouwsel loopt wordt je aan alle kanten aangesproken met de vraag of je wilt parasailen. Nu vind ik het wel jammer dat we niet met een privé chauffeur zijn, anders had ik het graag hier willen doen.
Het laatste stuk gaat weer slingerend door het Georgische landschap en ik ben blij als de chauffeur roept als het nog maar een kwartiertje rijden is. Uiteindelijk worden we langs de hoofdweg van het dorp Stepantsminda, ook bekend als Kazbegi, afgezet. Langs deze weg liggen de meeste restaurantjes en hier staan ook alle Marsruthka's voor als je het dorp weer wilt verlaten. Verder stelt het dorp niet veel voor. Tot je verder kijkt dan de stoffige straatjes. Je staat midden tussen de bergen met de hoge Kazbeg die boven alles uittorent. Gijs is ook in zijn nopjes want eindelijk ziet hij een besneeuwde top. Hij was al wat teleurgesteld dat we deze onderweg niet zagen. Dan lijken de bergen veel minder hoog volgens hem.
Nu moeten we onze guesthouse nog vinden. We vragen wat taxichauffeurs, die hun vrienden vragen waar het is. Nog geen tien minuten later staan we voor de poort van Veranda Guesthouse. Een vrouwtje opent de poort, maar lijkt geen Engels te spreken. Ineens duwt ze een telefoon in mijn handen. Op het scherm zie ik 'Malika' staan. Aarzelend pak ik de telefoon aan en hou deze tegen mijn oor.
"Hello?" zeg ik wat vertwijfeld. "Gello, gow are you?" klinkt een vrouwenstem aan de andere kant. "Yes I am good, how are you?" reageer ik. "Yes good good" klinkt er. "You made reservation?" gaat de vrouw verder, met een zwaar accent. Ik beaam dit. "Okay good. The woman who let you in is my mother. She speaks only Russian. I am owner, but I am not there. I am busy, but will be back tonight. My mother show you the room, but not tell you about the hotel." ratelt ze, ik gooi er af en toe een uhhu uhhu doorheen. " There is common room for anybody, with coffee and tea. You can go to the terrace, nice view. I will see you later okay. Bye". Snel ratel ik alles wat de vrouw vertelt heeft op tegen Gijs, voordat ik het vergeet. De moeder staat ondertussen te lachen en te knikken. We volgen haar de trap op en ze laat de kamer zien. Af en toe mompelt ze iets. Het is een nette kamer, niets mis mee. We gooien onze tassen neer en volgen moeder naar de common room. Gelijk valt het lijk van een wilde kat op, het velletje hangt gedrapeerd over een van de stoelen. De moeder wijst naar een trap die verder omhoog gaat. "Terrace" zegt ze. Terwijl zij weer naar haar huisje loopt dat naast de guesthouse ligt, gaan wij het terras even bekijken. Het is netjes en inderdaad een prachtig uitzicht met de Kazbeg-berg in de verte.
Het enige dat me niet aanstaat is het kleine hondje dat aan een korte ketting vastgebonden in de achtertuin leeft. Er is een kuil ontstaan rond zijn hok, waaruit blijkt dat het dier weinig los loopt. Ik heb ze ook geen enkele keer met het hondje zien lopen. Wat een beperkt leventje moet hij hebben...
Nadat we geacclimatiseerd zijn gaan we terug naar het straatje waar we zijn afgezet. Hier zitten zo een beetje de enige restaurantjes van het dorp. Bij Café 5047m gaan we op het terrasje zitten, proosten op het fantastische uitzicht, eten een droge club sandwich en schelden op de ongemotiveerde bediening. Wel in het Nederlands, zo schijnheilig zijn we dan ook wel weer.
Natuurlijk moeten we het dorp nog even gaan verkennen. Het stelt niet veel voor. We lopen door wat ik maar de hoofdstraat noem. Er zitten een paar restaurantjes, een bank, het stadhuis, een tourwinkeltje en wat supermarktjes. Even verderop, aan de overkant van een brug, lijken nog wat tentjes te zitten, maar mijn reisgenootje is niet te genieten (dit gebeurt vaker als hij honger heeft, ik moet echt snickers meenemen voor als hij in een hongerige diva verandert). Daarom besluit ik om te keren en bij een ander terrasje van restaurant Khevi proberen we wat te drinken. Na ruim een kwartier genegeerd te worden stormt Gijs woest weg. Ik hobbel er maar achteraan. We lopen zwijgzaam nog een rondje en als we niets boeiends zien gaan we bij Stepantsminda Terrace (niet te vinden op internet) zitten. Hier wordt ons bestaan wel erkend. Er is wifi en ik laat me afleiden door mijn telefoon tot Gijs is afgekoeld. Als hij een bord met vegetarische dumplings voor zich heeft en een koud Kazbegi biertje in zijn hand verbeterd de sfeer al snel.
Khinkali dumplings zijn een lokale specialiteit. De gevulde deegpakketjes kun je in verschillende variaties vinden. Het deeg is gevuld met bouillon, groente en als je wilt vlees. Het is de bedoeling dat je een klein hapje van de zijkant neemt en eerst het vocht uit de dumpling slurpt. Dit gaat bij ons natuurlijk helemaal mis, maar de dingen zijn smakelijk dus we willen hier best op oefenen.
Met een volle maag, halen we wat te snaaien en te drinken bij een mini-markt en besluiten op het dakterras bij het verblijf te gaan hangen. Het koelt snel af en ik trek maar een dikke trui aan. Ondertussen bewonderen we de schaapjes op de steile bergwand tot het te donker wordt om iets te zien.
Stepantsminda, dat tot 2006 Kasbegi heette, ligt aan de voet van de berg Kazbek, waar het zijn voormalige naam vandaan heeft. Het is een kleine plaats met rond de 2500 inwoners. Er zijn een aantal verblijven te vinden en wat restaurants. Echter moet je het hier vooral van de omgeving hebben. Het dorp ligt op 1700 meter hoogte. Het weer kan er snel omslaan en het koelt al vroeg in de avond af.
De Kazbek-berg is 5047 meter hoog en domineert daarmee zijn omgeving. Het is de op twee na hoogste piek van het land en er zijn zes hogere pieken in de Kaukasus te vinden.
Bron: Wikipedia
Reactie schrijven