Midden in de nacht worden we opgehaald van het vliegveld van Tbilisi, de hoofdstad van Georgië. Een dikke man staat klaar met een bordje waar 'MandyVan' op staat. Ik hoop maar dat hij ons ermee bedoelt, maar daar gaan we maar vanuit. Echt een gesprek aangaan zit er niet in. Hello en Taxi wil nog lukken, maar meer Engels komt er niet uit. We moeten nog naar een ATM om Lari's te pinnen. Zelfs dit is moeilijk te begrijpend. Hij bromt het één en ander in het Georgisch, maar sjokt achter ons aan. Moe en verward staan we voor het apparaat, ik ben al weer bang dat dit een fiasco wordt, maar al snel tuft hij tig briefjes uit zijn gleuf. Gelukkig maar, we hebben wel eens anders meegemaakt.
Als we over de parkeerplaats achter de man aanlopen, zie ik overal al de Lada's staan. De schattige auto's geven je gelijk het idee dat je in een sovjet land bent aangekomen. Ondertussen probeert de brompot ons allerlei ritjes aan te smeren. 'Taxi tomorrow? Taxi Kazbegi? Taxi Supermarket? Taxi Restaurant?', Maar overal krijgt hij een No op terug. Hier gaat hij nog even op door. 'Taxi noooo, supermarket noooo', buldert hij. Ik ben blij dat hij lol heeft.
In het kleine schuddende autootje worden we naar hotel Lilo gebracht, dat op tien minuutjes rijden van het vliegveld ligt. De taxichauffeur pakt mijn tas, die ik zelf niet meer mag tillen en brengt deze naar binnen in het gebouw dat verzwolgen is door klimplanten. Hij gooit mijn tas in de hal, gebaard dat we moeten wachten en sleept zichzelf de trap op naar de receptie. We horen hem weer 'Taxi nooooo' roepen en lacht er weer luid achteraan. Hij vind zichzelf echt heel grappig. Al snel komt hij weer naar beneden met een ouder vrouwtje, dat er uit ziet als een vriendelijk mens. 'Ruski?' vraagt ze me. 'No, English?' reageer ik. 'No' is het antwoord. Ach het komt vast wel goed. Door de lange hal, die doet denken aan een motel, worden we naar de kamer gebracht, met rode muren, groen tapijt en glanzende meubels. Alles komt op je af, maar het is maar voor één nacht. Met handen en voeten handelen we onze check in af, het gaat prima ondanks dat het vrouwtje maar 3 woorden Engels spreekt.
Het is al een uur of 3 lokale tijd, dus snel poetsen we onze tanden en duiken het bed in. We zijn behoorlijk gesloopt na de vreselijke transfer, waarbij we ons 6 uur hebben zitten vervelen op Minsk in Belarus (waar ze wel kaviaar in een snackautomaat verkopen). Al met al zijn we 20 uur onderweg geweest. Ik kruip onder de ouderwetse, gebloemde dekens, bedenk me even dat ik er eindelijk echt ben, maar val al snel in slaap.
Om 9 uur gaat de wekker, maar ik ben er nog niet klaar voor. Dan maar wakker worden onder een ijskoude douche. Vervolgens moeten we de tassen al weer inpakken, want dit hotel was maar voor één nacht. Bij het schattige tantetje bij de receptie vragen we of ze een taxi wil regelen. Het is niet gelijk duidelijk, maar met gebaren en veel gegiechel begrijpen we elkaar uit eindelijk wel weer. Ze loopt mee naar de rand van de weg, wuift wat, schreeuwt iets in het Georgisch en pleegt af en toe een telefoontje. We zien de verrotte auto's voorbij rijden zonder bumpers en met grote barsten in de voorruit voorbij zie scheuren. Als het er maar niet zo één wordt., denk ik nog, maar natuurlijk stopt er een vreselijk barrel. De gordel werkt niet, de ruit ligt bijna in tweeën, maar met horten en stoten vertrekken we.
Mijn eerste indruk van Tbilisi is verwarrend. Aan de ene kant krijg ik op de één of andere manier het gevoel alsof ik terug in Azië ben, maar ook rijden we de ene commi block na de andere voorbij. Ik weet nog niet helemaal wat ik hier van moet denken. Al snel verandert het uitzicht als we de binnen stad inrijden. Hier zie vluchtig wat oude straatjes in de verte, kerkjes doemen op en steeds meer toeristen verschijnen op het toneel. Plotseling rijden we kleine straatjes in, proberen een berg op te rijden, maar lijken steeds meer te verdwalen. Om de paar seconden stopt de taxi chauffeur om de weg te vragen. Hij raakt enorm geïrriteerd. Opeens vraagt hij ook nog eens om 5 Lari extra, waarschijnlijk omdat het langer duurt dan hij verwacht. Als hij iemand aanspreekt lijkt die te weten waar we heen moeten. De man wenkt ons, de taxi chauffeur is opgelucht en rent bijna naar de achterbak om onze tassen uit zijn auto te gooien. Een klein beetje overdreven, maar ik ben blij dat ik het barrel uit ben. Tot dat ik zie dat we voor een rottige trap staan, met ongelijke en hoge treden. We volgen de man naar boven, ik heb er behoorlijk wat moeite mee door de tas van 17 kilo op mijn rug. Als we boven zijn gaat de man terug, maar wij zien geen hotel. Verdwaasd staan we te dralen (en ik probeer op adem te komen) als er een ouder vrouwtje op een balkon verschijnt. Er wordt iets onverstaanbaars geroepen, ik neem aan dat we niet verder moeten lopen. Ik antwoord met Cherdachok, wat de naam van ons verblijf is. Er wordt gewezen en weer iets geroepen, maar ik kan haar niet verstaan. Ze verdwijnt weer naar binnen en verbaasd blijven wij staan.
De vrouw verschijnt opnieuw, schreeuwt ons weer iets toe en begint op een deur te bonzen. "Nona! Nona!", krijst ze. Ik begrijp er echt helemaal niets van, is dit nog wel voor ons bedoelt?
Verderop in de steeg gaat een andere deur open. Een jongere vrouw steekt haar hoofd naar buiten en wuift dat we moeten komen. Ondertussen zijn er al een miljoen scenario's door mijn hoofd
geschoten. We lopen naar de vrouw en ze gebaart dat we naar binnen moeten komen. Ik vermoedt dat we door haar huis mogen lopen, omdat we aan aan de andere kant moeten zijn. Als we het sobere
huisje inlopen kijk ik vluchtig even rond. Donkere meubels en maar weinig aankleding. Het ziet er sober uit en niet bepaalt gezellig.
De vrouw loopt een trap op. Nu snap ik er werkelijk niets meer van. Ik prop me met mijn enorme rugtas door het trappengat en kom in een lichte ruimte die echt een niets lijkt op de ruimte
beneden. Zonder iets te zeggen, maar met een glimlach op haar gezicht wijst ze naar een volgende deur. Het is een nette kamer. Ik begrijp nu pas dat we net door het huis van de eigenaresse zijn
gelopen en naar het verblijf dat we hebben geboekt voor de komende nachten zijn gebracht.
Als het kwartje is gevallen zie ik pas echt op wat voor een fijne plek we terecht zijn gekomen. Cherdachok is een net apartement. Wij hadden een kamertje met eigen badkamer, maar je hebt nog twee andere kamers met een gedeelde
badkamer. Buiten op het dakterras met super gaaf uitzicht over de stad, vind je de keuken waar alles inzit wat je nodig hebt. Als we verlost zijn van de tassen gaan we gelijk even zitten. Nona
spreekt een paar zinnetjes Engels, waarmee ze je prima wegwijs in het verblijf kan maken, maar verder kom je niet. Ze heeft een vriend/kennis/familielid die ze kan bellen om te helpen vertalen.
We hebben zo goed als we konden een praatje gemaakt en kregen een blauwe fles wijn. "Homede", weet ze te vertellen met een grote grijs. Als we braaf een glaasje inschenken vrees ik het
ergste,
Ik hou eigenlijk niet zo van wijn. Het amberkleurige wijntje, wat typisch Georgisch is, smaakt me echter wel. Het schijnt anders gemaakt te worden dan de wijn die ik ken. Alles van de druif wordt
gebruikt, ook de pitten, en het zit in een aardewerk kruik en niet in een vat. Na 2 glaasjes en te weinig nachtrust voel ik al een rozig roesje opkomen. Gevaarlijk spul!
Ondertussen zijn we al weer even verder en hebben we eigenlijk nog niets van Tbilisi gezien. We besluiten maar gewoon rond te gaan dwalen. Ik besluit om naar het oude gedeelte te lopen, of althans, waarvan ik denk dat het een oud gedeelte is. Als we over de brug naar de overkant van het water gaan lopen worden we aangesproken door vervelende tour mensen. De ene probeert je een hop-on hop-off bus in te krijgen en de volgende wil je een boottocht aansmeren. Heul irritant!
We voelen ons al snel een beetje verloren. We zijn de andere toeristen kwijt en weten niet zo goed wat we nou eigenlijk aan het doen zijn. De omgeving is niet bepaalt mooi. Oud is het wel, maar meer richting vervallen. Bij een supermarkt halen we wat broodjes en drinken en gaan in een klein parkje zitten. Ik stel toch maar voor om de kabelbaan te pakken, dan zien we daarna wel verder, maar dan hebben we in ieder geval dat gezien. Wat ik aan zag voor het oude gedeelte, is dus niet het officiële old town... maar gewoon een oud stuk aan de overkant van de rivier. Er is ook nergens een terrasje te vinden.
Ondertussen ben ik nog niet echt onder de indruk van Tbilisi, de stad weet me op de één of andere manier niet te boeien. We lopen naar de kabelbaan, waarvan de ingang op een groot grasveld ligt. Opnieuw staan er weer mensen klaar om ons dingen aan te smeren, ik hoor eigenlijk niet eens meer wat ze zeggen. Ook zien we een man met een aapje, zo zielig...
Het is niet druk bij de kabelbaan. Je koopt een metrokaart bij de kassa, die je ook voor het openbaar vervoer kunt gebruiken. Dit werkt eigenlijk hetzelfde als de OV chipkaart bij ons. Op veel plekken vind je oplaadpunten, zomaar op straat, of bij de kleine supermarktjes. De kaart kost 6 Lira en daar zit je retourticket dan al bij in.
We stappen het bakje in, samen met een ander setje en zoeven naar boven. Het gaat wat sneller dan verwacht en het uitzicht is mooi. Voor we het weten staan we op de heuvel. We gaan allereerst even bij de moeder van Georgië om hallo te zeggen.
De moeder van Georgië
Oftewel Kartlis Deda. Het aluminium beeld dat in 1958 op de Solakiheuvel werd onthuld, staat daar ter ere van het 1500- jarig bestaan van de stad. In de typische Georgische klederdracht staat zij symbool voor het karakter van de Georgiërs. In haar linkerhand houdt zij een glas wijn omhoog om vrienden welkom te heetten, maar in haar rechterhand houdt zij haar zwaard vast om vijanden af te schrikken. Aldus Wikipedia.
We struinen wat rond op de heuvelrug, bekijken de souvenirtjes die bij de marktkraam liggen en ontwijken de vele selfie-nemende toeristen. Het is mooi weer, maar toch hangt er een soort nevel. Eerst denk ik dat het smog is, maar later horen we dat het Sahara-zand is dat is over komen waaien. Bij ons in Nederland hebben we daar vrij regelmatig mee te maken, maar in Georgië schijnt het een bijzonder iets te zijn. Op de foto links, van de moeder van Georgië, kun je dit ook goed zien. Het schijnt dat een tijd terug in de winter de sneeuw oranje kleurde door het reizende woestijnzand.
Voor 2 lira per persoon kun je de gigantische botanische tuinen van Tbilisi verkennen. Om een middag te doden lijkt het me wel wat dus we gaan de lange metalen trap af en kopen een kaartje. Ik ben opnieuw wat teleurgesteld. Er is geen bloem meer te bekennen (eigen schuld, ik heb er niet over nagedacht dat het laat zomer is, maar in de lente schijnt het meer dan de moeite waard te zijn). De tuinen worden gebruikt door jonge meisjes die het als één groot selfie decor zien. Ik heb inmiddels echt een overdosis gehad van de selfie-nemers die continu in de weg staan, bruggen voor zichzelf claimen en 500 foto's voor een watervalletje willen nemen. Bah!
Na een rondje door het park ben ik er wel klaar mee. Ik weet echt niet waarom, misschien ben ik gewoon nog moe van de reis er heen, maar Tbilisi kan me maar niet grijpen. We besluiten terug naar de stad beneden te gaan. Vanuit de kabelbaan spotten we gezellige straatjes, die we goed in ons geheugen prenten. Misschien kan ik hierdoor van gedachten veranderen.
Al snel nadat we beneden in de stad zijn en alle vervelende verkopers hebben weten te ontwijken, ontdekken we de straatjes met restaurantjes en terrasjes. Die hebben we gewoon keihard over het
hoofd gezien.
We strijken neer bij Organique Josper, een restaurant dat ook veel vegetarische gerechten op het menu heeft staan, en komen hier voorlopig niet meer weg. Het is tijd voor bier! Ik vind het een fijne tent, het personeel is vriendelijk en spreekt goed Engels, maar er is nog iets belangrijkers. Er zijn hier katten...heel veel katten. Al snel ben ik vrienden met een zwangere poes die spontaan Adelle heet, maar wordt ik ook gestalkt door een vreemde kater die niet meer van mijn schoot af wil. Het duurt niet lang of ik met manieren aan het bedenken om mijn vriend Ali mee naar Nederland te krijgen. Door de gezelligheid in het straatje en de lieve katten begin ik Tbilisi iets meer te waarderen. Er is dus nog hoop...
De dag begint doelloos. Zoals ik al zei, ik ben nog geen fan van de stad en we weten niet goed wat we moeten gaan doen. We hobbelen wat rond en lopen tegen de zwavel baden in het oude stadsdeel 'Abanotubani' aan. Het zijn grote bakstenen koepels met af en toe een vleugje eierlucht.
We lopen verder langs en ineens voel ik het, de sfeer die ik mistte. Een stroompje water in een klein ravijntje, overal balkonnetjes en op de achtergrond de heuvels. Over houten looppaden lopen we richting een brug met (jaaaaawel) slotjes. Ik weet deze ook overal te vinden. Er klinkt typisch Georgische muziek, afkomstig van twee mannen in klederdracht. Uiteindelijk komen we uit bij een watervalletje. Dit is best vreemd, zo midden in de stad, maar even heb je het idee dat je ver buiten Tbilisi bent. Het is er ook redelijk rustig, terwijl ik het echt een heel leuk en ook typisch stukje van de stad vind. In het stroompje is een hondje druk aan het spelen. Ik vermoed dat hij een kikker als speelmaatje heeft gevonden en ik weet niet of deze zo blij is met het gezelschap. Mijn beeld is op de één of andere manier gelijk verandert. Tbilisi is duidelijk hard aan het werk geslagen om mijn mening bij te stellen.
Aan het drukke Meidan plein zoeken we een plekje om te lunchen. Ik heb niet zo een honger en samen bestellen we een Khachapuri. Dit is een typisch Georgisch gerecht, wat vooral als ontbijt schijnt te dienen, maar ik kan me niet goed voorstellen hoe je dit vroeg op de ochtend weg krijgt. Het is een soort plat pizza brood, met kilo's kaas en boter. Althans dat is de eerste variant, de Khachapuri Imereti. Je hebt nog een heel arsenaal aan soorten en maten. Gijs maakt het zijn missie om ze allemaal te testen. Na een punt zit ik al behoorlijk vol, die kaas is ontzettend machtig. Ik probeer ondertussen uit alle macht om mijn telefoon en dan vooral internet aan de praat te krijgen. We hebben nog een hele dag in Tbilisi en dat is toch wat veel van het goede. Ik kom er te laat achter dat vandaag (maandag) de meeste toeristische trekpleisters gesloten zijn. Voor de dag hierna wil ik toch een tour gaan boeken om wat meer van de omgeving te zien. Het is een enorm gekloot en nu weet ik weer zeker dat op de bonnefooi backpacken waarschijnlijk niets voor mij is. Ik raak hier al van in de stress, moet je nagaan als ik geen slaapplek zou hebben. Uiteindelijk weet ik via Tripadvisor (voor het eerst) een tour te boeken. Ik moet gelijk betalen en op de één of andere manier raak ik hier ook heel nerveus van. Ik probeer het gestress van me af te zetten en maar weer verder te gaan met het verkennen van Tbilisi.
Na het gepiel op mijn telefoon, wat ongeveer een uur in beslag heeft genomen, gooi ik het ding terug in mijn tas en ga ik weer genieten van waar ik ben. We lopen via de vrijeheidsbrug naar de andere kant van het water om de grote kerk te bekijken die het uitzicht domineert. We lopen weer door de armzalige wijken, waar soms alleen nog muren overeind staan.
De grote opzichtige kathedraal, waar ik van dacht dat hij echt heeeeel oud was, blijkt gebouwd te zijn tussen 1995 en 2004. De Sameba kathedraal is tot stand gekomen ter ere van de geboorte van het 1500 -jarig bestaan van de kerk en natuurlijk voor de 2000ste verjaardag van Jezus. Hieper de piep, hoera! Het ding is echt groot. "De St. Vitus in Praag is wel groter!" roept Gijs, die niet echt onder de indruk is. Hierop volgt een discussie die vooral bestaat uit welles nietes welles nietes. Uiteindelijk heeft Gijs natuurlijk een veel beter ruimtelijk inzicht en de St. Vitus in Praag is inderdaad ietsje groter. Voor de kerk hebben alle zielige mensen van Tbilisi zich verzamelt en zitten te bedelen. We ontlopen ze en gaan niet naar binnen, daar wordt ik altijd een beetje ongemakkelijk van.
We struinen nog wat door de vervallen straatjes en proberen een weg terug naar de andere kant van het water te vinden. Uiteindelijk komen we uit bij een doorgang die ik op het eerste oog maar onguur vind, maar waar super toffe kunstwerken te zien zijn. We dwalen wat langs de streetart en worden ondertussen vreemd aangekeken door de lokale bevolking die langs ons loopt.
Uiteindelijk komen we dan toch aan de gezelligere kant van het water. We lopen eigenlijk automatisch tegen het gekke klokkentorentje aan waar we vanmorgen naar op zoek waren geweest, maar niet konden vinden. Het torentje is een poppentheater dat is gebouwd als eerbetoon aan Georgische poppenspeler/regisseur/schrijver/schilder/beeldhouwer (geen grap). Zijn naam is Revaz "Rezo" Gabriadze en het theater draagt ook zijn naam. Het is druk rond het gekke ding, de mensen wachten waarschijnlijk op één van de voorstellingen die hier om de zoveel tijd spelen, maar ik ben te ongeduldig. Verderop zie ik namelijk een straatje dat ik er erg leuk uit vind zien. We lopen tegen de jackpot aan. Straten vol restaurantjes, barretjes en winkeltjes. Dit hebben we de dag er voor helemaal over het hoofd gezien. Tbilisi probeert het echt goed met ons te maken en dat lukt. Bij Friends Bar gaan we zitten. Natuurlijk blijven we hier weer veel te lang hangen, maar we vermaken ons prima met de rare toeristen, de schattige gebouwtjes en ons reisgidsje die ik eindelijk besluit open te slaan.
Als we die avond terug lopen naar het verblijf, met een omweg richting de nachtwinkel om nog wat versnaperingen in te slaan, horen we harde muziek uit een pand komen. Het is gek, we hebben het al eerder gehoord, maar het café waar het vandaan komt lijkt gesloten. Onze nieuwsgierigheid wint het en we besluiten toch een kijkje te gaan nemen en gaan het Art Café binnen. Het lijkt inderdaad uitgestorven. Op de benenverdieping, waar ook een bar en keuken te vinden zijn, is geen personeel of iets te zien. De muziek komt van boven, inmiddels moet ik ook plassen dus gaan we de trappen op. Ik kom een pauper toilet tegen, dat een oude badkamer is. De muren zijn onder gekalkt met teksten als 'I'm a 90's baby' en 'Light my fire'. Heul rock & roll natuurlijk. Ondertussen zijn we nog geen andere ziel tegen gekomen, maar de muziek klinkt nog steeds boven ons. Nog een etage hoger vinden we eindelijk wat publiek, maar hier is het helemaal vol. We nemen nog één trap en komen op een dakterras uit. Het is een waar hipster gebeuren, waar nog precies één tafeltje vrij is voor ons. Hier maken we dankbaar gebruik van, giechelen om de andere gasten en vooral de uberhipster barman, die ons minder leuk vind. We drinken een biertje en gaan dan toch maar terug naar Cherdachok.
Op ons eigen dakterras vinden we drie chagrijnige Russische dames, die het maar niets vinden dat we hun komen storen. Jammer joh! Al snel hebben we ons een tafeltje toe geëigend en is Gijs druk bezig met een bezoeker te vermaken. Een harig, grijs katje dat binnen vijf seconden op zijn schoot duikt. Een laatste charme offensief van de stad en Tbilisi heeft gewonnen. Ik geef me over, ik ben toch een beetje fan geworden.
Onze dag begint vroeg, om 6.45 uur gaat de wekker. Ik spring letterlijk op en ga douchen. Ik ben ergens nog steeds bang dat we onze €180 ,- die we voor deze tour hebben betaalt kwijt zijn. Het zou de eerste keer zijn dat we zijn opgelicht, maar toch heb ik een knagend gevoel. Om 8 uur lopen we de poort bij ons verblijf uit en gaan de berg af naar beneden. We zouden worden opgepikt voor de deur, maar dat is hier niet mogelijk. Aangezien we zelf ook heel lang aan het zoeken waren, verwacht ik niet dat de tourguide ons verblijf wel zal kunnen vinden. Eenmaal een paar meter de berg af zien we een witte Nissan met de deuren wagenwijd open. Een jonge vent is druk aan het praten met een voorbijganger. Hij ziet ons en zwaait, duidelijk opgelucht. "Are you Mandy?" checkt hij voor de zekerheid. Als ik dit bevestig slaakt hij een zucht van opluchting. "I could'nt find your hotel, I was very worried!" zegt hij lachend. En ik me maar zorgen maken over oplichting... De man stelt zich voor als Alex en is denk ik van onze leeftijd. We hebben zelfs een privé chauffeur, van wie ik de naam helaas vergeten ben. Snel duiken we de luxe Nissan in en ik snap waarom de tour wat duurder was. Ik heb nog nooit eerder op deze manier een tour gedaan, maar het bevalt me nu al!
Direct nadat we wegrijden begint Alex druk te vertellen over de stad. We horen over het lelijke sovjet gebouw dat nu als nationale bank dient, over Koning Huppeldepup die de vele volken van Georgië wist te verbinden en die nu op een grote sokkel uitkijkt over de drukke wegen van de hoofdstad en over het pretpark wat op de heuvels schijnt te liggen. Had ik dat laatste maar eerder geweten. Het is nog iets te vroeg voor mij om alles op te slaan wat hij zegt, maar ik knik heel geïnteresseerd. Alex spreekt goed Engels, maar als je ergens dieper op in wilt gaan, dan begrijpt hij je niet. Ik weet niet wat het is, maar dit zullen we nog veel vaker hebben deze weken. Als we de stad achter ons hebben gelaten krijgen we eindelijk iets te zien van het Georgische landschap. Alex vertelt dat het heel erg droog is in deze omgeving en dat het wel herfst lijkt.
Het maakt me niet uit, ik vind het er gaaf uitzien. Weer een heel ander landschap dan ik gewend ben. We rijden langs de oude hoofdstad Mtscheta. Hier begint Alex een verhaal te vertellen over Sidonia. Inmiddels ben ik al redelijk opgestart en is er wat opslagruimte vrij om het verhaal te onthouden. Het gaat over Elias, de Georgische Jood, die in Jerusalem was ten tijde van de kruisiging van Jezus. Deze Elias kocht de mantel van Jezus van een Romeinse soldaat, ik denk als een soort souvenirtje van deze toffe gebeurtenis. De mantel ging mee terug naar Mtscheta. Zij zuster Sidonia wacht hem op en heeft het gezegde 'kijken doe je met je ogen' niet meegekregen. Ze pakt de mantel en wordt overspoelt door emotie, het is zo erg dat ze ter plekke sterft. De mantel blijft ze echter stevig vasthouden en niemand krijgt het los. Ze wordt met mantel en al begraven in de stad. Op de plek groeit een gigantische Cider boom, die magische krachten heeft. Sint Nino wil graag de eerste kerk van het land bouwen, precies op de plek waar Sidonia en de mantel liggen begraven. Hij laat de Cider boom omhakken en verwerken tot zeven grote pilaren. De pilaren moeten dienen als de fundering voor de kerk. De eerste zes gaan gemakkelijk op hun plek, maar de zevende weigert. Deze blijft zweven, net boven de grond. Sint Nino ziet het al helemaal gebeuren dat zijn kerk er nooit zal komen. Hij bidt de hele nacht en de magische pilaar laat zich toch naar de grond werken. De magische krachten van de zevende pilaar blijven wel bestaan, er schijnt een heilig vloeistof uit te komen, die alle aandoeningen kan genezen. Is dat geen mooi verhaal?
Nadat we nog wat stadjes passeren en ontbijt halen bij een tankstation, komen we langzaam terecht op het platteland van Georgië. Alex noemt het 'the real Georgia'. Hier zie je het echte leven van de hardwerkende Georgiër, of toch niet? Alex omschrijft de Georgiërs als 'born lazy en then life just happens to them'. We rijden door de tomatentuinen, komkommerplantages, maar vooral heel echt heel veel druivenvelden. En dat terwijl het klimaat in dit deel van het land niet geschikt is voor de wijndruiven die verbouwd worden. Dit ligt namelijk aan het oosten van Tbilisi.
Hoe je de naam van de hoofdstad nou eigenlijk moet uitspreken is me echt onduidelijk. Het lijkt wel alsof iedereen hier zijn fantasie op los heeft gelaten. Wij zeggen Tiebliesie, Alex zegt Bliesie, de taxichauffeur heeft het over Tiefliesie en de gastvrouw in het hotel noemt het Tiepliesie.... Heel mysterieus!
Na 2.5 uur komen in de buurt van onze hoofdbestemming, maar we stoppen eerst bij het Mgvimevi klooster. Ik heb een sjaal bij me, die ik kan gebruiken om mijn hoofd te bedekken. Dat is in Georgië namelijk gebruikelijk. De vrouwen bedekken hun haar en schouders, de mannen doen juist hun hoofddeksel af en ook zij bedekken hun benen, in ieder geval tot ruim over hun knieën. Het liefst dragen de vrouwen ook nog een lange jurk, maar dit is geen vereiste. Bij de meeste kerken kun je gebruik maken van de doeken die daar klaar hangen, maar het liefste doe ik dit niet. De meeste ruiken nogal muf. Door mijn paarse sjaal en roze broek ben ik wel een klein beetje heel erg een explosie van kleur ...
We moeten een aantal trappen op voordat we bij het eerste stuk komen. Een saaie grot, met een graffiti kruis. Als dit het is voel ik me een beetje beteuterd.
Ik word niet teleurgesteld, deze grot blijkt een voorproefje. We beklimmen nog wat fijne trappen, echt mijn favoriete bezigheid, en komen uit bij een kerk uit de 8ste eeuw. Er loopt een indrukwekkende monnik, helemaal gekleed in het zwart. In de koude grot is een gezinnetje aan het bidden. In een schaal met zand staan stinkende kaarsen te walmen. Behalve de monnik en het gezinnetje is er niemand te bekennen en al helemaal geen toeristen. Ik voel me altijd een beetje opgelaten in een kerk, alsof ik er niet hoor te zijn. Ik doe mijn best om op mijn gemak rond te lopen, maar dit lukt niet echt. Ondertussen vertelt Alex wat over de muurschilderingen. Ineens zegt hij dat ik op het graf van een monnik sta te trappelen. Nu voel ik me helemaal bezwaard om hier te zijn, hoe vaak hij ook zegt dat het niet erg is.
We gaan weer verder naar onze volgende stop, Chiatura zelf. Onderweg zien we de ijzeren kabelkarretjes al hoog boven ons in de bergen hangen. Nu zien ze er nog weinig indrukwekkend uit. Ondertussen vertelt de chauffeur in het Georgisch een verhaal aan Alex, die enorm zit te grinniken. In het Engels vertaalt hij een waar liefdesverhaal over de man en zijn eerste vriendinnetje, die blijkbaar hier in Chiatura woont. Hij is nadat het uit is gegaan nooit meer terug geweest. Ik zie al helemaal voor me dat ze elkaar hier terug vinden en elkaar in de armen vliegen. Alex merkt op dat zijn vrouw en vijf kinderen daar niet zo blij mee zouden zijn... oeps!
We stoppen bij een kruising en parkeren langs een grote muur die gewijd is aan een Georgische schrijver. Dit wordt onze eerste echte indruk van de stad. We steken de kruising over en lopen naar een van de vertrekhuisjes van de kabelbaantjes. Deze worden al een jaar of zestig gebruikt om de mijnwerkers van de stad naar hun werk in de bergen te verplaatsen. De dingen zijn onveilig en ontzettend verroest, maar ze doen waar ze voor gemaakt zijn. Als we in het vervallen huisje aankomen voel ik toch wat kriebels in mijn buik. Ook de chauffeur staat wat ongemakkelijk van zijn ene been op het andere te hopsen. Alex is druk aan het onderhandelen met het vrouwtje dat de karretjes opereert. Het is een rimpelig mensje dat hier al lijkt te zijn vanaf de opening van de kabelbaantjes. Teleurgesteld komt Alex bij ons terug. Ik ben bang dat we het hele stuk voor niets hebben gereden en dat we niet in de bakjes mogen. Hij blijkt een tikkeltje dramatisch, het is lunchpauze en over een uurtje moeten we terug komen. Ik ben opgelucht, maar weet niet wat we in vredesnaam in het komende uur moeten gaan doen.
Alex besluit dat we eerst de stad weer uit gaan om naar een andere bezienswaardigheid te gaan. Hoewel dit allemaal heel interessant is, bewaar ik het voor het volgende artikel..... TO BE CONTINUED....
Zoals gezegd in het vorige artikel moeten de operators van de kabelbaantjes in Chiatura even lunchen. Onze gids Alex besluit dat we toch eerst naar de stop gaan, die eigenlijk als laatste gepland stond. We stappen de witte Nissan weer in, toch ergens een beetje teleurgesteld, en rijden de stad weer uit. Niet veel later begint Alex te roepen en te wijzen. Ik zie het niet gelijk, maar in de verte doemt de Katshki Pilaar op. Een kalkstenen monoliet die 40 meter boven de rest van het landschap uittorend. Het is een bizar ding, en dat staat er ook nog een klooster op. In 1944 is er onderzoek gedaan op de pilaar en werden er resten gevonden van een oud klooster dat in de 13e eeuw al op de monoliet zou zijn gebouwd. In 1994 vond een ex-crimineel die net uit de gevangenis was vrijgelaten het een mooie plek om opnieuw een klooster te bouwen. De monnik Maxim woont tegenwoordig helemaal afgezonderd en schijnt niet echt vriendelijk te zijn. Soms worden er mensen toegelaten in zijn domein op de stenen toren, maar dit zijn dan alleen mannen.
Het is een gaaf ding om te zien, ook van dichtbij. Ik ben mijn sjaal in de auto vergeten en leen een bijzonder muf exemplaar bij de ingang van het terrein. Ergens hoop ik dat de chagrijnige monnik zijn gezicht laat zien, maar helaas hij heeft er geen zin in vandaag. Over het terrein lopen een hoop norse bouwvakkers, die achter hekken bezig zijn met het bouwen van een vaag complex. We struinen over het terrein, bekijken de vele aardewerk vaten om wijn in te bewaren en nemen een kijkje in het kerkje op het terrein. De chauffeur slaat een kruisje en gaat ook naar binnen. Je ziet de mensen hier om de haverklap een kruisje slaan. Bij kerken langs de weg en de stalen kuizen die hoog op de bergen staan.
Ook hier lopen eigenlijk geen andere mensen/toeristen. Alsof er niemand in deze uithoek komt om de bezienswaardigheden te zien. Alex vertelt ons over hoe de monnik zijn boodschappen één keer de zoveel tijd naar boven hijst via het liftje. Gelukkig hoeft hij nooit flessen wijn naar boven te sjouwen, want hij heeft een eigen brouwerijtje op de monoliet gebouwd. Het is heel jammer dat de kluizenaar niet van mensen houdt, want ik had het graag willen zien. Het terrein heb je snel gezien en ook de kerk is niet veel bijzonders. Om nog meer tijd te doden gaan we naar een lokale markt.
De markt is in een grote hal, die eruit ziet als een bouwterrein. Het ruikt er naar rotte vis en overrijp fruit. De lokale bewoners spotten ons gelijk en blijven ons aanstaren. Ik word er een beetje ongemakkelijk van. Ze zijn enorm vriendelijk als we bij hun waren komen kijken. Voor een paar centjes mogen we wat dingen proeven. We krijgen een stukje churchkhela, waar ik van dacht dat het kaarsen waren, maar wat een soort fruitig karamel is, vooral gemaakt van druiven, met een vulling van allerlei noten of krenten. Het is lekkerder dan het er uit ziet. Vervolgens komen we bij de drankjeskraam. Hier staan huisgemaakte wijn en cha cha (Georgische Vodka) in plastic flessen naar ons te lonken. Ook hier mogen we proeven. Van de cha cha had ik verwacht dat ik hem heftig zou vinden, maar de wijn, die slaat op de één of andere manier harder in. Ik krijg het niet helemaal op en dwing Gijs het te nuttigen. Zonder ontbijt vallen de goedjes zwaar.
Eindelijk is het dan tijd voor het hoogtepunt van deze dag; de stalen doodskisten die het dal met de toppen van de heuvels verbinden. De karretjes die de mijnwerkers iedere dag gebruiken om naar hun werk en weer terug naar huis te komen. De dingen hangen er al een jaar of 60 en dat is te zien. In het dorp wordt gewerkt aan een nieuwe kabelbaan met een mooi station daarbij, maar volgens Alex zou dit al in 2017 af moeten zijn, het ziet er nog niet naar uit dat het binnenkort geopend wordt.
We melden ons bij de eerste kabelbaan, waar we eerder die ochtend ook zijn geweest. Je kunt zien dat dit in het verleden een mooie vertrekhal moet zijn geweest, maar nu staat het er treurig bij. Door een oudere dame worden we opgewacht en in de verte zien we het roestige wagentje al aankomen. Ik had verwacht dat ik nerveuzer zou zijn om de gammele kist in te stappen, maar ik ben verrassend kalm. De gids is volgens mij meer nerveus. Die karren gaan al meer dan een halve eeuw mee, het zou wel heel toevallig zijn als ze neerstorten als ik er in zit.
Met zijn vieren gaan we in het metalen bakkie, gids Alex, Gijs, ik en een oud dametje dat gelijk bij de oude stalen telefoon pakt. In het Georgisch roept ze iets en gaat op het bankje zitten. Ineens klinkt er een luide bel, ik schrik me half lam en het bakje begint te schudden. We gaan op weg naar boven. Het is een bizar idee dat hier zo weinig ongelukken mee gebeuren, aangezien de gaten in de dunne vloerplaat zitten. Later op de dag vertelt Alex wel dat er vorige week een bakje storing had en zes uur stil heeft gehangen. Hij durfde het ons niet eerder te vertellen omdat hij bang was dat we niet meer zouden willen. Echt genieten van het uitzicht terwijl we naar boven gaan is er niet bij. De ramen zijn zo beschadigd dat je alleen nog kleuren kunt onderscheiden, maar je ziet echt niet meer wat er daadwerkelijk te zien is.
Boven aan de heuvel komen we uit bij een gebouwtje, wat er misschien nog wel erger aan toe is als zijn kopie beneden. Deuren hangen scheef in de post en het plafond valt uit elkaar. Zelfs de reling van de trap is langzaam aan het vergaan. Het oogt echt als een spookstad. Echter is het geen spookstad. Er wonen nog best veel mensen in Chiatura, maar ik had van te voren niet verwacht dat het zo een aftandse bende zou zijn. Ik voel me ontzettend ongemakkelijk als we langs de vervallen flats lopen, die voor 99% leeg lijkt te staan, waarvan ik eerst denk dat ze niet bewoond worden, maar waar toch een vrouw haar bonte was aan het ophangen is. Varkens, koeien en kippen lopen tussen de flats door, en deze zien er niet veel beter uit. Waardoor alle mensen zijn weg gegaan is me niet helemaal duidelijk, de mijnen zijn nog steeds aan het werk. De mangaan die hier gewonnen wordt, gebruiken ze om staal te maken. Toch is men van meer dan 30.000 inwoners in 1989, naar 13.800 gegaan in 2012. Ook gids Alex kan hier niet echt een duidelijk antwoord op geven.
We lopen naar een soort uitkijkplateau dat zijn beste tijd gehad heeft. Dat is natuurlijk niet echt een verrassing meer, maar toch blijft het me verbazen hoe de stad er aan toe is. Als je het uitzicht bekijkt kun je de stad voor je zien in zijn hoogtijdagen. Een groene vallei, doorkruist door een helder blauw riviertje. Pas als je beter kijkt zie je de roestige, gescheurde flats en het pikzwarte water. Vreselijk.
Onze gids, die zelf druk bezig is met foto's maken voor op zijn website, vraagt of we één van de flats in willen. Opnieuw denk ik dat het een onbewoonde woontoren is en loop hem achterna door het puin. Nergens zitten ramen in, maar als we een trap of 2 omhoog zijn heb ik toch het idee dat hier ook gewoon mensen wonen. De gids is een huis ingegaan en roept ons. Hier liggen dekens, eten, drinken en kaarsen. In mijn beleving wordt het dan bewoond. Ik kijk vlug even rond, maar voel me echt een pottenkijker. Ik geef aan dat ik niet verder wil, ik vind het niet gepast.
Eenmaal weer in het dal lopen we een rondje door de stad. We lopen langs het zwarte riviertje als een vrouwtje ons roept. Wat ze zegt versta ik niet maar ze gebaart druk naar het water. Als we over de reling kijken zien we een regenboog, doordat water uit een kapotte leiding spuit. Het is mooi om te zien hoe de bewoners van het kapotte Chiatura nog naar dit soort dingen kijken. We lopen langs hofjes, waar een hoop druivenplanten staan, niet voor de druiven, maar om schaduw te creëren. In een gore vijver zwemmen wat witte zwanen en zwarte zwanen, waarvan er eentje het voorzien heeft op Gijs en graag een hapje van hem wil nemen. Een eindje verderop roept een man ons naar binnen. Hij is een traditionele bakker en wil ons graag zijn oven laten zien. Het Georgische brood (Puri) wordt op een speciale manier gebakken, namelijk geplakt tegen de wand van een aardewerk oven. Het brood is heerlijk en we eten er een hoop van weg tijdens de vakantie.
Het is tijd voor het volgende kabelbaantje, dit keer een iets fraaier blauw exemplaar. Vlak over de autoweg, waarbij ik het idee heb dat je keihard zou schrikken als er ineens een karretje boven de weg zweeft. Als er een busje of vrachtwagen plotseling aan zou komen dan wordt het bakje zeker weten geraakt. Boven aan de heuvel komen we bij een enge stellage, waar de operator, een oud vrouwtje, al vanaf de opening werkzaam is. Het enge doorgezakte cabinetje zal als een tweede thuis voelen als je er zo veel tijd doorbrengt. Als ik even snel naar binnen kijk zie ik onder het bureau ook een fles vodka staan. Ik hoop maar dat ze niet meer hoeft te doen dan een hendel overhalen om de karretjes in beweging te krijgen. Als we verder lopen over een pad met gitzwart zand zien we een hoop bedrijvigheid. Een terrein verderop wordt bewaakt door soldaten, die roepen dat we niet verder mogen. Althans dat neem ik aan als de gids en de chauffeur ineens blijven staan. De chauffeur gaat in gesprek met de nerveuze mannen en na een paar minuten mogen we toch een klein stukje doorlopen. We komen uit bij een railbaan, waar de mangaan in karretjes over heen wordt vervoerd. Opnieuw ziet het er uit alsof het al dertig jaar geleden aan vervanging toe was. Er rijdt een vaag wagentje langs, wat wel wat weg heeft van de Batmobile.
Er staat nog een laatste ritje met een kabelbaan op ons te wachten. Opnieuw een vervallen ding, misschien nog wel de ergste tot nu toe. Boven op deze heuvel kunnen we gaan kijken bij de mijnen zelf, we mogen er niet in, maar van een afstandje kijken is prima zegt Alex. We moeten wel een eindje lopen, een kilometer of twee, waarschuwt hij ons. Ik mag hopen dat we dat redden, ik weet niet wat voor beeld hij van ons heeft. We lopen nog geen 500 meter of een aardige oude man biedt ons een lift aan in zijn krakkemikkige busje. Dat is natuurlijk altijd beter dan lopen zou je denken, maar we zijn de straat nog niet uit of ik vrees al dat Gijs groen zal gaan wegtrekken. De stoelen zijn echt keihard en we stuiteren alle kanten op. Ik vind het grappig, maar Gijs volgens mij wat minder. Na een minuut of 10 en een paar stops om andere mensen op te pikken, worden we bij de mijnen afgezet. Gijs en ik moeten gelijk aan het wilde westen denken, zo een sfeertje hangt er. De chauffeur spot een ijswinkeltje en komt terug met chocolade ijsjes. Op een afstandje, likkend aan onze ijsjes, staan we te kijken hoe de mijnwerkers druk bezig zijn met hun zware werk. Alex benadrukt dat de veiligheid hier absoluut niet voorop staat en al helemaal niet voldoet aan de Europese eisen. De eigenaar van de mijn betaalt te weinig en geeft niets op zijn personeel. Dat is wel te zien aan de staat van de kabelbaantjes.
Moe van alle indrukken gaan we weer terug de Nissan in en rijden richting Tbilisi. Het duurt niet lang voordat ik weg begin te dommelen. Ik gooi de luxe stoel in standje tukken en val in slaap. Zo gaat de terug rit lekker snel. We maken nog een korte stop bij een klooster vlak bij de hoofdstad, maar daar komen we later deze week nog een keer. Dat wordt niet zo een gigantisch lang artikel, dus zal ik er dan meer over schrijven. Eenmaal terug in Tbilisi laten we ons afzetten op het plein vlakbij ons verblijf en geven Alex en de chauffeur een fooitje en nemen afscheid.
We eten een hapje bij een restaurantje, waar de bediening chagrijnig is en het eten matig. Als we ons buikje vol hebben moeten we nog één ding doen; het Narikala fort beklimmen om de as van mijn moeder uit te strooien. Het is er druk, maar we vinden een doorgaan, zodat we stiekem één van de torens kunnen beklimmen. Dit is misschien niet echt slim, vooral niet in het donker, maar het is wel gaaf!
Vandaag hebben we heerlijk lang uitgeslapen en werden we uitgerust wakker. Grapje, we staan om 7 uur alweer onze spullen in te pakken om naar de volgende plek af te reizen. We gaan op weg naar Kazbegi, in het noorden van Georgië in de Kaukasus. Ik ben ondertussen al vrolijk aan het neurieën (Er was er eens een oude Rus die woonde in de Kaukasus en die was verliefd op Olga). Ben je niet bekend met dit nummer? Klik dan maar even hier voor een achtergrond deuntje.
We proberen Nonna het huis uit te krijgen en de sleutel in te leveren, maar na 10 x aanbellen komt ze nog niet te voorschijn. Ik vind het heel vervelend, maar we laten de sleutel in het slot zitten en de poort kunnen we niet afsluiten. Maar het is niet anders. Bepakt lopen we de berg af, naar het plein dat altijd vol taxi's staat. Voor 15 GEL nemen we een taxi naar het Didube bus station. Het is veel langer rijden dan ik had verwacht, zeker wel een kwartier.
Als ik het plein onder ogen krijg, wordt ik toch wel wat droevig. Het is één groot schreeuwfestijn. Alle chauffeurs proberen je in hun wagen te krijgen. Ik raak hier denk ik nooit aan gewend. Gelukkig zijn ook hier weer behulpzame Georgiërs die ons de goede kant op sturen. Eigenlijk willen we de goedkoopste optie nemen, een Marshrutka. Dit is een busje volgepropt met stoeltjes en mensen, maar zoals ik zei het is goedkoop. Uiteindelijk worden we aangesproken door een kleine dikke man, die me aan een goblin uit The Spiderwick Chronicles doet denken. Hij gaat met een nette minibus naar het dorp Kazbegi en stopt onderweg bij een aantal bezienswaardigheden. Het is iets duurder, maar ik vind dat het wel waard. We rijden niet elke dag door dit land. We moeten even wachten tot alle plekken vol zijn. Gijs probeert snel een brood te scoren, maar het is zo druk dat we het maar laten zitten. Ondertussen heeft de goblin chauffeur alle benodigde passagiers bij elkaar gesprokkeld en kunnen we vertrekken. In een volle wagen en met keihard Georgische muziek uit de speakers gaan we op weg naar de Kaukasus.
Achteraf ben ik zeker wel blij dat we toch gekozen hebben voor een rit met tussenstops bij de bezienswaardigheden op onze route. Al is het alleen al om tussendoor even je benen te kunnen strekken. Allereerst stoppen we bij een grote dam, de Zhinvali Dam. Deze voorkomt dat een hele hoop blauw/groen water het dal instroomt. Er hangen een aantal typisch Georgische bontmutsen en vesjes met een geweer die je kunt aantrekken voor een geinig kiekje. Natuurlijk doe ik dat niet want... ik heb eigenlijk geen idee waarom niet. Na wat rondkijken worden we terug naar de auto geroepen door de goblin en gaan we weer op weg.
Het is maar een klein stukje naar ons volgende stop. Het Ananuri kasteel is een populaire tussenstop en erg fotogeniek. Het is gebouwd in de 13e eeuw en is de hoofdrolspeler in een hoop legendes. Als we de volle parkeerplaats oprijden schreeuwt de chauffeur iets in het Georgisch en wonderbaarlijk genoeg kunnen we er uit opmaken dat we twintig minuten de tijd hebben om de boel te verkennen. We rennen het complex door, dat inderdaad heel mooi is, maar oh zo druk. Ik kan er niet echt van genieten. We maken dus snel een rondje en maken weer dat we wegkomen. Buiten het complex staat een toeristische markt die bijna net zo groot is als de bezienswaardigheid zelf. Gijs rammelt van de honger en we gaan op zoek naar een broodje. Hoewel ik het idee heb dat onze tijd er ondertussen al wel op zit, laat hij het broodje ook nog rustig even opwarmen. We trekken een sprintje terug naar de auto en daar staat iedereen inderdaad al op ons te wachten. Brommend stapt de goblin chauffeur weer in, schreeuwt nog wat, maar dat verstaan we toch niet en we scheuren de parkeerplaats weer af.
We racen verder over de Militairy High Road richting het noorden. De chauffeur is echt een snelheidsduivel en haalt alles in wat hij in kan halen. Soms scheelt het echt niets. De Aziaten achter ons slaken vaak zuchten van opluchting. Ik probeer me maar zo veel mogelijk te ontspannen, mocht het tot een aanrijding komen. Ik ben namelijk de enige in de auto die geen gordel heeft en dat voelt niet echt prettig. Eén keer is het echt bijna mis gegaan en reden we half de berm in, die er eigenlijk maar een kleine strook kiezelsteentjes langs de vangrail is. Doodeng! We stoppen even voor een lunch, maar het is mij te vol en ik heb niet echt trek.
Ondertussen begint het landschap een stuk ruiger te worden. We rijden dwars door de bergen over slingerweggetjes en ik ben blij dat Gijs geen last krijgt van wagenziekte. We zien een hoop hotelletjes verschijnen die adverteren met wintersporten en ook zien we een hoop skiliften in aanbouw. Ik durf te wedden dat deze plek over een jaar of tien een goed bezochte plaats voor een wintervakantie zal zijn.
Onze laatste stop is bij het Russische 'vriendschaps' monument. Dit bouwwerk is neergezet ter ere van de 200 jaar vriendschap tussen Georgië en Rusland. Dat is best een vreemde plek als je bedenkt dat de Russen de laatste tijd 2 regio's van Georgië bezet hebben, Abchazië en Zuid-Ossetië. De Laatste ligt hier niet heel ver vandaan. Deze regio's samen zijn toch een groot deel van het kleine Georgië.
Het monument zelf is wel tof, vooral het uitzicht is heel erg gaaf. Als je richting het bouwsel loopt wordt je aan alle kanten aangesproken met de vraag of je wilt parasailen. Nu vind ik het wel jammer dat we niet met een privé chauffeur zijn, anders had ik het graag hier willen doen.
Het laatste stuk gaat weer slingerend door het Georgische landschap en ik ben blij als de chauffeur roept als het nog maar een kwartiertje rijden is. Uiteindelijk worden we langs de hoofdweg van het dorp Stepantsminda, ook bekend als Kazbegi, afgezet. Langs deze weg liggen de meeste restaurantjes en hier staan ook alle Marsruthka's voor als je het dorp weer wilt verlaten. Verder stelt het dorp niet veel voor. Tot je verder kijkt dan de stoffige straatjes. Je staat midden tussen de bergen met de hoge Kazbeg die boven alles uittorent. Gijs is ook in zijn nopjes want eindelijk ziet hij een besneeuwde top. Hij was al wat teleurgesteld dat we deze onderweg niet zagen. Dan lijken de bergen veel minder hoog volgens hem.
Nu moeten we onze guesthouse nog vinden. We vragen wat taxichauffeurs, die hun vrienden vragen waar het is. Nog geen tien minuten later staan we voor de poort van Veranda Guesthouse. Een vrouwtje opent de poort, maar lijkt geen Engels te spreken. Ineens duwt ze een telefoon in mijn handen. Op het scherm zie ik 'Malika' staan. Aarzelend pak ik de telefoon aan en hou deze tegen mijn oor.
"Hello?" zeg ik wat vertwijfeld. "Gello, gow are you?" klinkt een vrouwenstem aan de andere kant. "Yes I am good, how are you?" reageer ik. "Yes good good" klinkt er. "You made reservation?" gaat de vrouw verder, met een zwaar accent. Ik beaam dit. "Okay good. The woman who let you in is my mother. She speaks only Russian. I am owner, but I am not there. I am busy, but will be back tonight. My mother show you the room, but not tell you about the hotel." ratelt ze, ik gooi er af en toe een uhhu uhhu doorheen. " There is common room for anybody, with coffee and tea. You can go to the terrace, nice view. I will see you later okay. Bye". Snel ratel ik alles wat de vrouw vertelt heeft op tegen Gijs, voordat ik het vergeet. De moeder staat ondertussen te lachen en te knikken. We volgen haar de trap op en ze laat de kamer zien. Af en toe mompelt ze iets. Het is een nette kamer, niets mis mee. We gooien onze tassen neer en volgen moeder naar de common room. Gelijk valt het lijk van een wilde kat op, het velletje hangt gedrapeerd over een van de stoelen. De moeder wijst naar een trap die verder omhoog gaat. "Terrace" zegt ze. Terwijl zij weer naar haar huisje loopt dat naast de guesthouse ligt, gaan wij het terras even bekijken. Het is netjes en inderdaad een prachtig uitzicht met de Kazbeg-berg in de verte.
Het enige dat me niet aanstaat is het kleine hondje dat aan een korte ketting vastgebonden in de achtertuin leeft. Er is een kuil ontstaan rond zijn hok, waaruit blijkt dat het dier weinig los loopt. Ik heb ze ook geen enkele keer met het hondje zien lopen. Wat een beperkt leventje moet hij hebben...
Nadat we geacclimatiseerd zijn gaan we terug naar het straatje waar we zijn afgezet. Hier zitten zo een beetje de enige restaurantjes van het dorp. Bij Café 5047m gaan we op het terrasje zitten, proosten op het fantastische uitzicht, eten een droge club sandwich en schelden op de ongemotiveerde bediening. Wel in het Nederlands, zo schijnheilig zijn we dan ook wel weer.
Natuurlijk moeten we het dorp nog even gaan verkennen. Het stelt niet veel voor. We lopen door wat ik maar de hoofdstraat noem. Er zitten een paar restaurantjes, een bank, het stadhuis, een tourwinkeltje en wat supermarktjes. Even verderop, aan de overkant van een brug, lijken nog wat tentjes te zitten, maar mijn reisgenootje is niet te genieten (dit gebeurt vaker als hij honger heeft, ik moet echt snickers meenemen voor als hij in een hongerige diva verandert). Daarom besluit ik om te keren en bij een ander terrasje van restaurant Khevi proberen we wat te drinken. Na ruim een kwartier genegeerd te worden stormt Gijs woest weg. Ik hobbel er maar achteraan. We lopen zwijgzaam nog een rondje en als we niets boeiends zien gaan we bij Stepantsminda Terrace (niet te vinden op internet) zitten. Hier wordt ons bestaan wel erkend. Er is wifi en ik laat me afleiden door mijn telefoon tot Gijs is afgekoeld. Als hij een bord met vegetarische dumplings voor zich heeft en een koud Kazbegi biertje in zijn hand verbeterd de sfeer al snel.
Khinkali dumplings zijn een lokale specialiteit. De gevulde deegpakketjes kun je in verschillende variaties vinden. Het deeg is gevuld met bouillon, groente en als je wilt vlees. Het is de bedoeling dat je een klein hapje van de zijkant neemt en eerst het vocht uit de dumpling slurpt. Dit gaat bij ons natuurlijk helemaal mis, maar de dingen zijn smakelijk dus we willen hier best op oefenen.
Met een volle maag, halen we wat te snaaien en te drinken bij een mini-markt en besluiten op het dakterras bij het verblijf te gaan hangen. Het koelt snel af en ik trek maar een dikke trui aan. Ondertussen bewonderen we de schaapjes op de steile bergwand tot het te donker wordt om iets te zien.
Stepantsminda, dat tot 2006 Kasbegi heette, ligt aan de voet van de berg Kazbek, waar het zijn voormalige naam vandaan heeft. Het is een kleine plaats met rond de 2500 inwoners. Er zijn een aantal verblijven te vinden en wat restaurants. Echter moet je het hier vooral van de omgeving hebben. Het dorp ligt op 1700 meter hoogte. Het weer kan er snel omslaan en het koelt al vroeg in de avond af.
De Kazbek-berg is 5047 meter hoog en domineert daarmee zijn omgeving. Het is de op twee na hoogste piek van het land en er zijn zes hogere pieken in de Kaukasus te vinden.
Bron: Wikipedia
Deze ochtend trek ik mijn roze lompe wandelschoenen aan. Het is tijd voor een hike. Ik voel me niet optimaal, ik heb goed geslapen, maar ben toch beroerd. Heel erg balen, maar het is niet anders. We hebben enorm veel geluk met het weer. De lucht is helderblauw en we hebben een prachtig uitzicht. We halen bij de supermarkt een heerlijke puri (het brood dat gebakken wordt door het tegen de zijkant van een oven te plakken) en een paar snickers, zodat Gijs niet in een diva verandert.
Langs de hoofdweg, over de brug en naar de overkant van het riviertje. We lopen door het dorpje waar ze druk bezig zijn met verbouwen. Ik heb het idee dat het hier over een paar jaar veel meer hotels, restaurants en ander toeristisch vermaak zal zijn. Ik ben er niet over uit of dit nu goed of slecht is...
Als we het eind van het dorp hebben bereikt weten we niet helemaal hoe we nu verder moeten. In de eerste 100 meter weten we al te verdwalen. Ik denk dat dit wel een record is. Gelukkig schreeuwen een paar hard werkende dorpelingen waar we heen moeten. We lopen onder een hefboom door en volgen het grindpad.
Het begint gelijk goed. We passeren een ruïne van wat ooit een imposante toren moet zijn geweest. Het stijgt snel en ik moet mijn best doen om mijn ademhaling onder controle te krijgen. Ik ben nog niet opgeknapt en voel me eigenlijk alleen maar misselijker worden. Door in mijn hoofd een nummer van The Interrupters af te spelen weet ik mijn ademhaling onder controle te krijgen en heb ik niet meer het idee dat ik van mijn stokkie ga. Ik neem me voor om echt iets aan mijn conditie te gaan doen. Voor nu is het te laat en zal ik gewoon door moeten stappen.
Beneden stroomt een beekje en lopen wat paarden los. Het is echt een idyllisch plaatje. Na een uur of twee (volgens veel internetsites is de tocht 3 uur) komen we aan bij de Gergeti Holy Trinity Church (De Heilige Drievuldigheidskerk vind ik toch niet zo mooi klinken). Het is een bouwwerk waarvan geschat wordt dat het in de 14e eeuw is neergezet. Het is net als de andere Georgische kerken toch net even wat anders dan andere kerken. Voor het kerkje staat het vol met de auto's die mensen naar boven rijden. Ik vind dit zo zonde. In sommige gevallen begrijp ik dat je het stuk niet kunt lopen, maar het verpest wel een klein beetje de sfeer. Er is zelfs een rijke Aziaat die zich met een helikopter rond laat vliegen.
We gaan de kerk binnen, die op 2170 meter hoogte aan de voet van de strato-vulkaan Kazbeg ligt. De kerk zelf mag je betreden, wel weer onder de gebruikelijke voorwaarden. Vrouwen moeten een rok aan. Ik zie hier geen hoofddoekjes en ook de andere dames gaan zonder naar binnen. Als ik de kerk in ga, waan ik me ineens in de middeleeuwen. Het is donker en er branden kaarsjes die een heftige geur afgeven. De priesters of monniken (sorry) staan voor de altaren in hun zwarte gewaden. Het is indrukwekkend, maar ik voel me een indringer. Ik heb het idee dat we niet gewenst zijn. Ik maak geen foto's, kijk snel even om me heen en maak weer dat ik weg kom. Buiten lijkt het een andere wereld, met alle toeristen, de auto's en op de achtergrond de rode helicopter. Het onderste deel van de kerk is niet toegankelijk voor toeristen, hier zijn de privé vertrekken van de bewoners.
De meeste mensen gaan weer naar beneden, maar ik ben nog niet klaar met wandelen. Ik dacht dat de loop naar de kerk al veel langer zou duren en ik wil sowieso nog meer foto's schieten. We struinen een steile heuvel op. Achteraf hadden we beter het pad kunnen nemen dat langs de heuvels liep, maar nee wij moeten weer avontuurlijk doen. Hier hebben we eigenlijk het landschap voor onszelf, we hebben misschien met een handje vol mensen het pad gedeeld.
Zoals ik al zei, ik voel me nog steeds niet goed en op één van de heuvels plof ik neer in het gras en eet wat van het brood. Ik spot een raar insect en hou een fotosessie met het dier. Ondertussen is Gijs aan het ijsberen door het gras en geniet van het uitzicht. Of dat denk ik althans...
Ik ben me toch een partij misselijk en zeg dat ik niet heel veel verder meer wil lopen. "Dan moet het maar nu, maar ik had eigenlijk tot boven willen wachten" zegt Gijs tegen me. Waar gaat dit nou weer over, denk ik terwijl ik denkbeeldig met mijn ogen rol. Hij graait in zijn zak en gaat op één knie in het gras zitten. Het lampje gaat bij mij nog niet branden. Maar dan zie ik het witte doosje. De arme jongen heeft niet eens de kans gehad om het aanzoek af te maken. Ik gris het doosje uit zijn handen en maak het open. Ik duw hem om en zie een ring. "Sukkel!" gil ik en ik hoor het bijna echoën in de bergen. Na zes jaar zeuren ben ik dan EINDELIJK verloofd. Ik zag het totaal niet aankomen, geen enkel vermoeden dat dit ging gebeuren. Gijs had het doosje verstopt in een van zijn schoenen. "Ik weet zeker dat je daar niet vrijwillig in de buurt komt" verklaard hij. Dat kan ik beamen, daar zou ik nooit in de buurt komen.
Ik heb, als ik van de shock ben bijgekomen, wel nieuwe energie. Ik voel me nog niet lekker, maar ik wil nog wel verder lopen. We hebben een vreselijke weg gekozen. Ondertussen zie ik links van onze weg een heerlijk geleidelijk oplopend pad, terwijl ik de ene heuvel na de andere beklim. Na nog een paar uur kan ik echt niet meer. Ik ga op een gegeven moment bijna over mijn nek en ga op een groot rotsblok zitten en eet zelf maar een snickers aangezien ik me nu als een diva gedraag.
Gijs loopt nog wat verder om te zien of we niet iets missen dat net achter de volgende heuvel ligt. Dat blijkt niet zo te zijn, maar ondertussen zie ik wel een adelaar vliegen! Ik probeer hem nog op de foto te zetten, maar hij is te ver weg en mijn camera misdraagt zich.
Eenmaal thuis heb ik nog even opgezocht of we nu echt iets gemist hebben. Wij waren namelijk in de veronderstelling dat er een gletsjer zou zijn. Ik kan er niet heel veel over vinden. Er zijn wel gletsjers, maar van wat ik begrepen heb liggen deze erg hoog en zijn lastig te bereiken. Ze zijn ook klein, omdat de hellingen van de Kazbek erg steil zijn.
We dalen weer af en gaan even terug naar het verblijf. Hier trekken we frisse kleertjes aan en gaan naar een restaurantje dat me de dag ervoor al trok. Het heet Shorena's en lijkt op een herberg. Binnen staan er lange tafels met banken en het doet me denken aan een chalet in Oostenrijk. De bediening is razendsnel, dit ben ik niet gewend. Al snel proosten we met een koud biertje en staat het eten na een kwartier al voor onze neus. We delen een tomaat-komkommer salade. Die kun je hier overal halen. Vooral die met walnotendressing is fantastisch. Alle porties in Georgië zijn trouwens gigantisch. Als je niet barst van de honger kun je beter een gerecht nemen dat je kunt delen en we zijn geen kleine eters.
Op een gegeven moment komt er een groep binnen, maar er is niet echt meer plaats. De ober vraagt of ze aan onze reuze tafel mogen zitten. Natuurlijk er is echt plek zat. Het blijken Nederlanders te zijn. Normaal vind ik het altijd wat irritant, maar na het standaard praatje van hoe lang zijn jullie hier en wat hebben jullie gedaan worden we met rust gelaten. Wat ik wel leuk vind is dat ze helemaal onder de indruk zijn dat wij het stuk gelopen hebben naar de kerk. De oudjes hebben zich laten rijden. Dan voelt het toch wel als een prestatie, terwijl het eigenlijk niet zo veel voorstelde.
We sluiten de avond weer af op het dakterras, waar we met dekentjes en truien wat biertjes nuttigen voordat we onder de wol gaan. Ik hoop dat ik me morgen beter voel.
Er is een andere weg die je naar de kerk kunt nemen. Deze route is makkelijker en loopt door het bos. Ik zou niet weten hoe je er moet komen, maar op Wanderlush hebben ze de route beschreven. Ik weet niet of ik de route zelf zou willen lopen, ik vond onze hike prachtig, maar qua conditie kan het misschien fijner zijn.
Ik had verwacht dat ik vandaag wel spierpijn zou hebben, maar ik heb nergens last van. Dit bewijst wel weer dat ik gisteren gewoon wat last had van aanstelleritus. Nee, helaas ik ben vandaag nog steeds wat beroerd. Toch besluiten we op onze laatste dag in dit dorp nog meer te gaan lopen. We kopen de mini-markt leeg en gaan de andere kant van het stadje op, richting het enige resort van Kazbegi. Het is geen vaste route, maar we hebben gewoon zin om bij de klif te kijken die je vanuit de verte ziet liggen.
Het is een stuk warmer dan de dag ervoor en ik zweet al snel. En dat terwijl aan deze kant de heuvels echt niet steil zijn. We lopen langs een slingerende asfalt weg, wat maar weinig sfeervol is. Misschien hadden we beter een andere kant op kunnen gaan?
Verderop zien we een groep paarden, midden op de weg. Ze lijken weer van niemand te zijn, dat valt me wel vaker op aan de dieren hier. Koeien, schapen, paarden, honden, alles loopt hier doelloos rond.
We banen ons een weg door de paarden, die het liefst geen milimeter wijken. Ik ben niet zo een fan van de beesten en durf ook niet zomaar te dichtbij te komen. Wie weet zijn het Georgische vechtpaarden...
Het lukt om ongedeerd langs de kudde te komen en zien een klein kloostertje liggen. De monniken zijn aan de overkant druk aan het graven. Geen idee waarom, maar het ziet er toch een beetje luguber uit.
Uiteindelijk komen we uit bij de kloof, waar we niet verder kunnen. We eten wat en worden gezelschap gehouden door een Russisch koppel die een luidruchtige photoshoot houdt. Mijn ogen hebben wat rondjes gedraaid in hun kassen voor we besluiten ergens anders te gaan zitten. We lopen nog hoger de berg op, waar we nog een smal pad hebben langs de rotsen. Daar chillen we nog even. Ik ben natuurlijk druk met het fotograferen van elk steentje en grassprietjes als ik Gijs ineens hoor: 'Oh shit'. Als ik omkijk zie ik daar één van de reuzehonden die ze in dit land hebben.
De hond loopt rustig onze kant op over de richel en wij kunnen nergens meer heen. Serieus die beesten zijn echt griezelig. Google maar op Owcharka hond. Het monster staat even naar ons te kijken, maar besluit dat we toch niet zo boeiend zijn. Hij volgt een ander pad naar beneden en gaat daar water drinken. Gijs en ik sprinten als twee angstige konijntjes terug naar beneden.
Eenmaal veilig beneden lopen we naar Café Cozy, dat net buiten het dorp langs de weg ligt. Hier strijken we neer op de meubels van pallets en bestellen een welverdiend biertje. Tenslotte zijn we zojuist uit de klauwen van een reusachtige wolf ontsnapt. Gijs bestelt een Khachapuri. Iets wat ie blijkbaar al veel eerder had moeten doen. Khachapuri is een uitgehold brood, met boter kaas en ei als vulling. Goddelijk!
Verderop zien we in het dal dat de wolken plotseling erg laag hangen. Het is een gek gezicht. De wolken komen steeds meer onze kant op en ineens slaat het mooie weer om en wordt het ijzig koud. Snel gaan we langs een winkeltje en gaan schuilen in de gemeenschappelijke ruimte van het verblijf. De wolken komen in sneltreinvaart voorbij en op een gegeven moment begint het ook keihard te regenen en donderen.
We worden gezelschap gehouden door een groep Aziaten die net is aangekomen. Ze zijn zo luid dat Gijs en ik elkaar nauwelijks kunnen verstaan. Ze rennen de ruimte in en uit, laten de deur open staan en pikken zelfs de waterkoker...
Het is best een beetje irritant en we gaan maar naar Café 5047, waar we verkleumd aankomen. Niet zo verkleumd als één van de wandelaars die op de berg was toen de storm hem verraste.
Hij ligt gewikkeld in aluminiumdekens in de hal, terwijl wij een bordje pasta aan het eten zijn. Blijkbaar is het niets bijzonders.
Het blijft de rest van de avond regenen en onweren. We gaan maar vroeg naar bed, morgen is het weer tijd om verder te gaan en laten we Kazbegi achter ons.
Vandaag hebben we weer een flinke tour op de planning staan. Van Kazbegi gaan we terug naar Tbilisi en vanaf daar met de trein naar Kutaisi in het midden van het land.
Bepakt en bezakt verlaten we het verblijf. We kunnen weer eens niemand vinden om de sleutel bij achter te laten, dus we laten hem weer in de deur zitten. In de hoofdstraat vragen we waar we een marshrutka kunnen vinden naar Tbilisi. Dat is blijkbaar naast Cafe 5047. Voor 10 lari mogen we mee met een rode bus, die is volgepropt met zitjes. Ik wist niet dat er zoveel Georgische mannetjes in 1 busje pasten. Het is meer dan oncomfortabel. Ik heb natuurlijk weer de beste plek, boven het achterwiel. Met mijn knieën in mijn nek vertrekken we met horten en stoten. Eens in de zoveel tijd worden we tegen het plafond gelanceerd. Gijs wordt langzaam bleker en stiller. Waarom vergeten we altijd om pilletjes tegen wagenziekte mee te nemen? Elke keer weer...
Na 2.5 uur komen we aan bij Didube station. Het is weer vreselijk chaotisch en we rennen naar de taxi's. Bij de eerste aanbieder springen we naar binnen en laten ons naar het station brengen. Het duurt even voor de chauffeur weet wat we bedoelen, maar een aantal keren TjoekTjoek roepen doet wonderen.
Het is niet ver naar het lelijke station, wat meer weg heeft van een winkelcentrum. We betalen de chauffeur en pakken de roltrappen naar boven. Daar vinden we inderdaad een wachtruimte, omringt door raampjes met baliemedewerkers. We trekken een nummertje en wachten ongeduldig af.
Als ik op het bord kijk zie ik onze trein niet tussen de vertrekkende treinen staan. Ik snap er niets van en zoek nog eens de internetpagina van de Georgische spoorwegen op. Daar staat ie toch echt tussen. Ik begin een vermoeden te krijgen dat we toch niet met de trein naar Kutaisi zullen gaan. Als we twintig minuten later eindelijk aan de buurt zijn wordt dit gevoel bevestigd. Blijkbaar hebben ze hier het geniale systeem dat de treinen niet op de goede volgorde staan.
Tbilisi - Kutaisi kan betekenen dat de trein van Tbilisi naar Kutaisi gaat, maar dit kan ook betekenen dat de trein van Kutaisi naar Tbilisi vertrekt. Ik ben officieel strontchagrijnig. We kunnen wachten tot de trein van half 4 die middag, maar dan zitten we een halve dag op het lelijke station. Woest sleur ik de rugtas weer mee naar buiten, met Gijs achter me aan. We pakken de taxi terug naar Didube station om een marshrutka te pakken naar Kutaisi. Ik verheug me nu al op de volgende paar uur opgevouwen in een busje. Ondertussen probeert de taxichauffeur ons vrolijk over te halen om met de taxi naar Kutaisi te gaan. Ik heb niet eens zin om hierop in te gaan.
Ineens hoor ik Gijs vragen hoeveel hij daarvoor wil hebben. "One five zero" roept hij terwijl hij glunderend in de achteruitkijkspiegel kijkt. "Fuck Didube, you bring us to Kutaisi" antwoord Gijs. Ik ben zo opgelucht dat ik niet met die rottige busjes hoef! De chauffeur is gelijk helemaal in zijn nopjes en belt volgens mij al zijn vrienden om te vertellen dat hij twee gekkies naar Kutaisi gaat rijden.
We rijden toeterend en zwaaiend langs Didube plein. Ik geloof dat de chauffeur, die me aan Danny DeVito doet denken, begrijpt wat een opluchting dit is. 'My name is Lado' vertelt hij. 'If you want stop, just say it. I will bring you to nice places'. Ik begrijp niet waarom we dit zelf niet hebben bedacht. Het is natuurlijk een stuk duurder dan de busjes, maar oh zo comfortabel.
Lado maakt zijn belofte waar, we maken een hoop stops onderweg. De eerste is het klooster op de berg tegenover de oude hoofdstad Mtsketa. Hier zijn we al geweest nadat we de tour naar Chiatura hadden gedaan, maar Lado is zo enthousiast dat we ons gewoon van de domme houden en nog een rondje lopen. Het is toch anders in het daglicht. Je ziet nu duidelijk hoe de twee rivieren met verschillende kleuren bij elkaar komen en zich mengen, heel gaaf! Als we weer bij de auto zijn stelt Lado ons voor aan Giorgie. Ik geloof dat 9 van de 10 mannen hier Giorgie heet en dan vragen ze zich nog af waarom het land Georgië wordt genoemd door de rest van de wereld. Hij kletst wat met Gijs, maar negeert mij compleet. Dat is me al vaker opgevallen. Ondanks dat ik natuurlijk veel grappiger ben dan Gijs, willen de Georgische mannen niet met me praten. Ik sta er een beetje ongemakkelijk bij en wacht tot ze uitgesproken zijn over Amsterdam.
Onze volgende stop is de oude hoofdstad Mtsketa. Lado zet ons af en eigenlijk wil hij zijn autosleutels aan ons meegeven. Alsof we hem niet vertrouwen. Is leuk, maar als hij er met onze bagage vandoor zou gaan heeft ie een stapel kleding, stinkende schoenen en vieze was. Hij verdient er meer aan door ons gewoon op de eindbestemming af te zetten, dus de sleutels laten we in zijn zak zitten.
We lopen een kort rondje door het stadje. Het is de moeite waard om te bezoeken, het is erg sfeervol. Maar ook druk bevolkt met toeristen. Gijs en ik lopen een rondje, bekijken vluchtig de Sidonia kerk van buiten en halen wat te eten. Ik had hier eigenlijk wel wat meer tijd willen hebben.
We rijden verder over door de velden. Gijs vraagt naar de tentenkampen die we onderweg tegen komen. Lado vertelt zo goed als hij kan dat dit de vluchtelingenkampen zijn, vol mensen uit Zuid-Ossetië. Hij wil veel meer vertellen, maar zijn Engels is helaas niet goed genoeg.
Bij Gori slaan we weer af. Ondertussen krijg ik het idee dat de stad eigenlijk Gori/Birthplace of Stalin moet heten, het wordt altijd in één adem met elkaar genoemd.
Ik weet niet zo goed wat ik van deze plek moet vinden. In deze stad ligt het Stalin-museum, wat door particulieren wordt beheerd. Er zit geen overheidsgeld in en schijnt niet educatief te zijn, maar zou meer gaan om verheerlijking van deze man. Ik vind het een beetje gek en wil ook niet naar binnen. Als we rond het complex lopen zien we dat er zat andere mensen zijn die daar anders over denken. Ze klimmen een treinstel in dat op een grasveld staan en er zijn zelfs winkeltjes waar je op de foto kunt in een Stalin kostuum of een mok met zijn gezicht er op kunt aanschaffen.
Gori was onze laatste echte stop, maar al rijdend is er ook zat te zien. We rijden door dorpjes die elk hun eigen specialiteit hebben. Ineens zie je rijen vol hangmatten voorbij komen, het volgende moment alleen nog maar rieten stoelen en dan is het weer een landschap van wijnkruiken. Lado stopt bij één van de winkeltjes in het gebied waar ze gespecialiseerd zijn in brood. Het ruikt er heerlijk en hij laat ons een zoet brood proeven waar kaneel in zit. Gelukkig smaakt het brood net zo lekker als dat het ruikt.
Ondertussen rijden we door ruige heuvels met veel kliffen en rotsen. We kijken aandachtig naar buiten. Dan valt het kwartje bij Lado. 'No mountain in Holland?' vraagt hij. 'No, just one!' vertel ik hem en hij moet hier om grinniken.
Na uren in de auto met de vriendelijke Lado komen we aan in Kutaisi. Hier verandert ineens zijn humeur. Hij kan ons hotel niet vinden en hij raakt hier behoorlijk door gepikeerd. Ondertussen zie ik de straat al tien keer voorbij komen en probeer het hem te vertellen. Hij luistert niet en blijft het hotel bellen en ik vermoed dat hij nogal wat Georgische scheldwoorden in het gesprek gooit. Ik word er wat ongemakkelijk van. Gelukkig komen we na een half uur rondjes rijden toch aan bij het verblijf. We rekenen af met onze privé chauffeur, die snel terug naar Tbilisi scheurt.
We gaan door een ijzeren poort en komen uit in een soort steeg. Er hangen wasjes buiten, staat afval en we kunnen de keuken van een restaurant inkijken. Boven een ijzeren trap zie ik een bord van ons verblijf 'Hostel City Center' hangen.
De jongen die ons incheckt is erg vriendelijk en behulpzaam. Hij regelt direct dat we voor de volgende ochtend mee kunnen met een tour door de regio. Het hostel zelf is niet helemaal wat ik me erbij had voorgesteld. De kamer is gehorig, de badkamer niet bepaalt schoon en er zit een gat in onze muur waardoor we naar een opslag-hok kunnen kijken. Ik ben niet echt fan van peepholes en we zetten er gelijk iets voor.
Het is al laat in de middag en we besluiten snel de stad een beetje te verkennen. Ook hier zijn we vrij snel klaar mee, het is er niet echt levendig. Vlak naast ons verblijf zit een gezellig restaurantje (Papavero) wat behoorlijk druk is. Daar gaan we wat eten en een biertje drinken. Ondertussen zien we hele roedels zwerfhonden voorbij komen die mensen lastig vallen en ook vooral elkaar. Het is een behoorlijke herrie. Later op de avond zie ik hoe een man één van de straathonden snoeihard slaat. Het gejank van het dier kan ik me nog steeds voor de geest halen, heel naar.
In Kutaisi stikt het van de zwerfhonden. Ze proberen er grip op te krijgen. De meeste worden wel getest op hondsdolheid en andere ziekten, deze dieren hebben een grote gele plastic oorbel. Dit houdt niet in dat ze vriendelijk zijn, de meeste honden zijn opdringerig en fokken elkaar ook op. Ik heb meer dan één aanvaring gehad (al vond ik het nog steeds niet nodig om tikken uit te delen).
's Ochtends vroeg staan we al weer klaar voor een nieuw avontuur. Een dagtrip voor 40 GEL langs alle interessante plekken van deze regio met Budget Georgia. De bus is er veel te laat. Tijdens het wachten word ik bijna aan stukken gescheurd door een schattige puppy. Serieus, het beest grijpt zich vast aan mijn broek en wil niet meer loslaten. Ik moet gered worden door de chauffeur, die een hand vol brokjes op de stoep gooit. Als het diertje afgeleid is spring ik snel het witte busje in.
Er zitten al een aantal andere tourgangers in het busje, maar we moeten nog heel Kutaisi door om het busje vol te krijgen met Israëliers, Russen en Armenen. Dan gaan we op weg naar de eerste bestemming: Okatse Canyon.
Je kent het wel, in elke tourgroep zit altijd wel een stelletje dat niet bij de rest past en niet wil wat de rest wil. Dit keer zijn wij dat vervelende stelletje. De rest van de groep wil met jeeps naar de canyon rijden, maar wij besluiten om te gaan lopen.
De gids, die heel origineel de naam Giorgi draagt, wil perse met ons meelopen. Waarschijnlijk om te zorgen dat we het tempo er in houden en niet afdwalen. Anders houden we de groep nog langer op. Gelukkig hebben we er altijd wel een stevig tempo inzitten.
De eerste helft van de 'tocht' lopen we door een bos, waar veel zwerfhonden vertoeven. Het is er rustig en mooi, dus ik ben nu al blij dat we zijn gaan lopen. Verderop hebben we een mooi uitzicht over de groene bomenzee, het Dadiani bos. We moeten een stuk afdalen en ik vrees voor de terugweg, wanneer we het stuk weer omhoog moeten lopen in de volle zon.
Een kwartiertje na de rest komen we aan bij de canyon. Hier laten we ons kaartje zien bij de portier en mogen we de stalen trappen af die naar de walkway gaan. Deze walkway is met dikke stalen balken aan de rotswand vast gemaakt, maar toch is het in het begin een beetje griezelig. Een aantal mensen die we passeren houden zich angstvallig aan de relling vast, terwijl wij voorbij denderen. We willen de rest niet te lang laten wachten.
Aan het einde van de 780 meter lange walkway zit een plateau met panorama uitzicht. Het is echt een tof uitzicht, maar het zal denk ik nog mooier zijn in de lente, als alles groen is en de rivier in de canyon vol met water zit. We lopen wat rond, bekijken de mensen die druk bezig zijn met hun selfies (van onze tourgroep dus we hebben ze mooi ingehaald) en nemen de stalen trappen weer omhoog.
We zijn en stuk eerder terug bij de entree naar de canyon dan de rest van de groep. Eigenlijk willen we gelijk weer gaan lopen, maar we moeten wachten van de gids. De jeeps voor de rest van de groep zijn verdwenen en dit moet hij persoonlijk aan iedereen mededelen. Hierdoor moeten we dik een kwartier wachten voordat we kunnen gaan wandelen. Op de terugweg zit het tempo er helemaal goed in, we lijken meer te rennen dan te lopen. In de volle zon de heuvels op vind ik niet zo chill, ik heb ook nog niets gegeten en ik ben blij als we weer in de schaduw van het bos komen. We krijgen gezelschap van een van de zwerfhonden, die elke keer als een dolle stier langs ons rent en luid blaft. Je schrikt je een ongeluk!
We zijn maar een minuut of tien na de rest bij de ingang. De anderen zitten aan de vodka bij een café. Ze zijn ineens een stuk gezelliger en vrolijker.
Op naar de volgende atractie: Martvili Canyon! Ik verwacht er niet veel van, maar daar kom ik al snel op terug. Het is echt prachtig! Helder blauw water stroomt door de witte rotsen met de ene waterval na de andere. Het zit zo vreemd in elkaar dat ik af en toe het idee heb dat ik in een tekening van M.C. Escher loop.
We hebben ook een kaartje gehaald voor een boottochtje en worden in lelijke blauwe zwemvesten gehezen. Samen met een Amerikaans gezinnetje stappen we in één van de vaartuigjes. Het is echt super mooi en 100% een aanrader.
Na het boottochtje lopen we wat rond over het terrein en proberen de selfie-makende mensen te ontwijken die alle mooie plekjes voor zichzelf opeisen tot ze de perfecte foto hebben. Blijkbaar zijn hier gemiddeld 100 foto's voor nodig... Enorm hinderlijk!
Toch ben ik zo onder de indruk van de omgeving dat ik het asbusje tevoorschijn haal met daarin de as van mijn moeder. Bij een bizar stuk, waar je bijna denkt dat er hier geen zwaartekracht is, strooi ik wat van de grijze stof uit.
We hangen wat rond, schelden wat op vervelende mensen, maar genieten vooral van de omgeving, tot het weer tijd is om terug te gaan naar ons busje.
De rest neemt uitgebreid zijn tijd dus ik voel me ook niet meer schuldig omdat we hen bij de vorige stop hebben laten wachten. Het is inmiddels tijd voor lunch. Bij een vaag buffet restaurant kunnen we eten. Echter bestaat dit menu uit alleen maar vlees, dus gaan Gijs en ik wat halen bij de supermarkt even verderop.
Het is maar een klein stukje naar onze volgende stop, de Prometheus grotten. We moeten weer een lange stalen trap af, waar onze mede-tourgasten geen zin in hebben. Achter ons klinkt luid geklaag en we maken dat we weg komen. Bij de ingang van de grot probeert een tourguide iets te vertellen. Echter zijn de wachtende mensen zo luid, dat ik er geen reet van versta. Ze moet meerdere keren vragen of ze stil willen zijn (dit gaat de hele tour zo door) echt respectloos.
De grotten zijn tof, maar eerlijk gezegd niet heel indrukwekkend. Toch schijnt het één van de grootste grotten ter wereld te zijn. De we blijven een beetje achteraf hangen, moe van de mensen en de guide kunnen we toch niet verstaan. De stalagmieten en tieten worden in alle kleurtjes verlicht, geinig, maar weinig toegevoegde waarde.
Als we alle 'kamers' en uitstulpingen hebben gezien kunnen we met een bootje de grot verlaten. Dit is wel geinig. Met een afzichtelijke gele helm op cruisen we door de smalle grot in het donker. Zeker de moeite waard. We komen uit bij een soort busstation.
Hier wachten we op een busje die ons terug brengt naar de entree. De Georgische muziek staat zo luid dat er geen gesprek meer mogelijk is. Hilarisch! Gelukkig zijn we ook bij deze stop niet de laatste die arriveren. Een stelletje neemt uitgebreid de tijd om souvenirs te shoppen en laat ons bijna 20 minuten wachten! Ondanks deze vertraging hebben we toch nog tijd om ook naar de laatste stop te gaan, die soms geschrapt moet worden vanwege tijdgebrek.
Onze laatste stop is het dinobos Sataplia!!! Hier zijn voetafdrukken van verschillende dinosauriërs te vinden. Ik ben mega enthousiast, maar ik blijk de enige. De zeurende groep vind het allemaal maar vervelend om weer een heuveltje op te moeten lopen om de voetsporen te bekijken. Maar serieus, hoe vet is het om de stappen te zien van wezens die meer dan 65 miljoen jaar geleden hier gelopen hebben? Heel vet!
De rest van de groep kijkt verveeld terwijl ik zenuwachtig van de ene kant naar de andere kant van het pad sprint om foto's te maken. Zelfs Gijs snapt het niet... Jammer voor hun, maar ik vind het awesome!
Na de voetstappen uitgebreid op de foto te hebben gezet moeten we nog meer klimmen. Ik krijg wel wat medelijden met de vermoeide mensen uit onze groep. Uiteindelijk is het de moeite waard, want we komen uit bij een glazen panorama uitzichtpunt. Je kunt vanaf hier heel Kutaisi zien.
Binnen 20 minuten zijn we weer in Kutaisi en verlost van de groep. We strijken voor de verandering maar weer neer bij Papavero, waar we de dag ervoor ook al hebben gegeten. Iets anders konden we niet vinden. Deze keer kiezen we de pasta, ik met tomatensaus en Gijs de pesto. Wel echt een aanrader!
We drinken nog wat biertjes als toetje en gaan daarna terug naar het verblijf voor een welverdiend slaapje. Morgen hebben we geen grote plannen. Maar aangezien we de stad zelf eigenlijk nog niet gezien hebben, besluiten we om Kutaisi te gaan verkennen.
Okatse Canyon
Entree: 15 GEL
Jeep: 20-30 GEL voor een enkele reis
Martvili Canyon
Entree: 15 GEL
Bootje: 13 GEL
Prometeus grot
Entree: 20 GEL
Bootje: 15 GEL
Sataplia (dinobos)
Entree: 15 GEL
Vandaag doen we een dagje helemaal NIKS! Althans...dat was het plan. We slapen een soort van uit tot 9 uur, echt shocking! Dan gaan we ons toch maar klaar maken om de stad zelf te verkennen, want van Kutaisi zelf hebben we nog maar weinig gezien.
We lopen wat rond en gaan koffie drinken in het park. We observeren de oude besjes die daar met hun kleinkinderen spelen. Er rijden van die op afstand bestuurbare wagentjes rond waar de kindjes in kunnen zitten. Heel geinig.
Even verderop heb ik een markt gezien die ik wel van dichterbij wil bekijken. Het blijkt niet veel voor te stellen. Ook raken de verkopers geïrriteerd als ik een foto maak. Een beetje flauw wel.
We lopen wat rond, maar er lijkt niet heel veel in de stad te beleven. Dan gaat het ook nog eens regenen. We spenderen de rest van de middag onder een parasol bij bar. Het blijft de rest van de middag regenen en we besluiten binnen bij deze toko ook wat te gaan eten.
Gijs neemt een kachapuri skewer, hij is echt fan van het gevulde brood. Ik neem een salade met huisgemaakte friet. Super lekker! Achter ons zit een stel woeste russen die niet blij zijn met hun kip. De serveerster probeert hen duidelijk te maken dat dit gewoon gezonde Georgische kip is en geen plofkip. Dit begrijpen ze niet en ze blijven luidkeels klagen. Ik ben blij als ze opzouten.
Nadat we ons vol gepropt hebben is het gestopt met regenen. We strijken nog even neer bij het Praag Café en drinken wat biertjes.
Om 6.45 begint onze wekker weer te loeien. We moeten er uit, we trekken vandaag weer verder. We gaan naar het stadje Mestia, waar ik best veel zin in heb. Het is klote weer, maar gelukkig is het redelijk droog als wij met onze rugtasjes de deur uit stappen. We moeten naar het busplein om een marshrutka naar Mestia te pakken.
Het busplein is best ver weg en we besluiten een taxi te zoeken. Bij de fontein even verderop heb ik gisteren een hoop taxi's gezien. We hebben daar inderdaad geluk. Voor 10 GEL worden we naar het busstation gereden. Het is echt wel een lange rit. We dachten gisteren nog wel dat we dat even zouden gaan lopen. Dat was echt een keiharde kneuzenbeurt geworden.
Bij het busstation koop ik een kaartje bij een balie (dat is voor het eerst sinds we hier in Georgië zijn aangekomen) en we geven onze rugtassen af. Deze worden vakkundig, maar toch hardhandig, vastgemaakt op het dak. Ik verbeeld me elke keer weer dat er onderweg eentje afvliegt.
In totaal zitten we met 20 mensen in het busje, de chauffeur meegerekend. Ongelooflijk hoe veel mensen er in zo een wagen passen. Na een half uurtje hobbelen moeten we stoppen. Er komen wel erg donkere wolken aan en de bagage moet worden afgedekt door een zeiltje. Niet veel later barst het inderdaad los. Ik moet er niet aan denken dat ik in Mestia zou zijn aangekomen met een doorweekte rugtas...
Onderweg komen we langs de boerderijtjes, blauwe riviertjes en groene bergen. We stoppen halverwege voor een korte lunch. Het is fijn om even de benen te strekken. Bij het lunch-hutje loopt een suïcidale hond. Hij rent als een idioot blaffend achter auto's aan en probeert hun wieldoppen er af te bijten. Dit moet een keer mis gaan, maar ik hoop van harte dat het niet gebeurt als ik toekijk.
Het is zo een 6 uur rijden van Kutaisi naar Mestia en opeens zien we de typische wachttorens opdoemen. Het voelt alsof we een filmset oprijden. Bij de hoofdstraat, en eigenlijk zo een beetje de enige straat, worden we afgezet. Ik heb niet zo een behoefte om als een kip zonder kop rond te gaan rennen en we besluiten even op een terrasje te gaan zitten en te acclimatiseren. Het is wel echt weer heel wat anders dan alle vorige plekken. We observeren hoe de andere uit ons busje hysterisch rond lopen op zoek naar hun verblijf. Een tijdje later lopen we zelf alsnog zo rond. Ik weet niet waarom, maar ik besluit op gevoel een kant op te lopen. Natuurlijk is dit de compleet verkeerde kant. Uiteindelijk besluiten we het maar te vragen. Het dorp is zo klein dat we niet heel veel later al bij ons verblijf staan. Ik schrik als ik zie dat ze hier druk aan het verbouwen zijn. Ik ben een beetje bang dat we hier veel overlast van zullen gaan krijgen. We worden opgewacht door Dodo opgewacht, de eigenaresse van het verblijf Dodo Japaridze.
Het is een superschattig verblijf met een grote veranda. De druiven groeien langs het dak en de tuin staat vol met fruitbomen. Dodo zet elke dag vers fruit uit haar tuintje neer, waar we mooi gebruik van maken. Ze spreekt amper Engels, maar dat zijn we ondertussen wel gewend. Ons slaapkamertje is mini, maar wat we nodig hebben staat er in. Ik heb het idee dat het allemaal schots en scheef staat. Pas als ik de deur zie weet ik dat het klopt. Deze is schuin afgezaagd omdat hij anders niet in de opening zou passen. Bijzonder...
Als we ons aan het installeren zijn komt Dodo nog een keer of tien terug met mededelingen die ik maar half begrijp. Als we naar mijn idee nog midden in een gesprek zitten roept ze bye bye en gaat ze weg. Na een paar minuten komt ze weer terug om iets anders te vertellen. Ze is echt heel erg schattig.
We gaan weer terug naar de hoofdstraat en gaan zitten bij Koshki bar. Gijs eet voor de verandering kachapuri, maar hij is nog steeds van mening dat de versie van Cozy in Kazbegi het beste was. Er loopt een reuze hond over het terras, die graag wat aandacht wil en zo zijn grote kop op je schoot plant. Het is een indrukwekkend beest, die wat weg heeft van een huge teddybeer. Het blijft maar koud en bewolkt, op een gegeven moment wil ik ergens binnen zitten. We gaan naar Panorama Café, dat vlak bij ons verblijf ligt. Het is een gezellige tent, met hardwerkende dames. Het is er in ieder geval lekker warm. Ik drink een kopje oploskoffie om een beetje op te warmen. De serveerster is heel schattig, maar misschien komt dat omdat ze me aan mijn zusje doet denken. Later eten we een bordje patat. De porties zijn enorm, ik blijf het zeggen, bestel dingen om te delen, in je eentje krijg je het echt niet op. Naast ons horen we hoe een Nederlands stelletje steen en been klaagt over het restaurant. Het meisje wil de servicekosten niet betalen. Ze vond het eten slecht en het bier warm. Het gekke is dat ze het wel allemaal heeft weg gewerkt. Ik ben blij als ze weg gaan. Ik moet eerlijk toegeven, het bier was wel echt lauw, een beetje jammer. Verder heb ik er goed gezeten en hebben we de serveerster zelfs fooi gegeven. Dit is tegen Gijs zijn principes in... Na het eten en de 90's muziek gaan we naar een supermarktje. Daar halen we biertjes die we op onze veranda opdrinken. Ik heb me ingewikkeld in alle dekens die ik kon vinden. Het is echt behoorlijk koud in de 'bergen'.
Gijs heeft heerlijk geslapen. Ik helaas was minder. Ik wil even rustig wakker worden en ontbijten. Bij hetzelfde restaurant als gisteren, blabla, gaan we zitten. De bediening is ruk, net als gisteren. Ik neem een salade met komkommer, tomaat en walnoten, echt super lekker. Gijs neemt een specialiteit van deze regio, kubdari met bonen. Het is een soort gevuld brood en erg machtig, maar wel lekker.
Ik ben een beetje nerveus, het is de bedoeling dat we vandaag gaan paragliden. Ik heb gegoogeld waar het kantoor van de organisatie Mestia Paragliding te vinden is. Dit lijkt niet ver lopen. Toch kunnen we het mooi niet vinden. Wel zien we verschillende posters van de club, maar een kantoor... mooi niet. Ik besluit om via Facebook contact te zoeken. Voor mijn gevoel lopen we het dorp nog 10 keer rond, zonder resultaat.
Dan krijg ik een reactie via Facebook. Vanwege de harde wind die dag gaan ze niet paragliden. Echt heel erg jammer, want natuurlijk was ik wel nerveus, maar ik zag er naar uit. Het leek me zo gaaf om juist op deze plek te gaan. Nu heb ik spijt van mijn besluit om niet in Kazbegi te gaan, daar was het weer ideaal toen wij er waren... Helaas pindakaas. We gaan terug naar ons verblijf en trekken onze wandelschoenen aan voor plan b.
We gaan hiken naar de Chalaadi Gletsjer, die hier in de buurt ligt. Vanaf Mestia kun je er in principe heen lopen, maar we zijn al aan de late kant, door de zoektocht naar Mestia Paragliding. We besluiten om ons naar het beginpunt van de trail te laten rijden door een taxi. We spreken met de taxichauffeur af dat hij ons na 2 uur weer op komt halen. Hiervoor betalen we in totaal 60 GEL, die we pas achteraf zullen betalen.
Als we de route van Mestia naar het beginpunt zien dan zijn we blij dat we dit niet zijn gaan lopen. De hele route is overhoop gehaald en er wordt gewerkt aan een gasleiding of iets dergelijks. Het is mega stoffig en echt mooie uitzichten heb je niet. Ik zou aanraden lekker de taxi te pakken. Bij een karakteristieke hangbrug worden we afgezet.
Het is een makkelijke route en je hebt er echt geen gids voor nodig. Natuurlijk nemen wij de eerste de beste afslag de verkeerde kant op. Typisch... Gelukkig komen we er al snel achter,
voornamelijk omdat we gewoon niet verder kunnen lopen. We lopen terug en pakken nu het goede pad. In het begin is het even steil, maar al snel loop je over een bospad met weinig hellingen. Het is
er rustig en maar heel af toe komen er mensen van tegengestelde richting.
Opvallend veel hebben toch een gids mee. Ik denk dat ze hier achteraf wel spijt van hebben. Op veel keien en bomen staan blauwe pijlen geschilderd die je naar het juiste spoor leiden. Gewoon geen gids nemen!
Het bos is al mooi, met rotsen vol fel groen mos. Als je richting het riviertje loopt, dan voel je de koude, ijzige wind al. Wel lekker verkoelend. Als je tussen de bomen door kijkt zie je de gletsjer al tussen de bergen verderop liggen.
We moeten nog een eindje lopen, dwars over grote rotsen die vaak los zitten. In mijn achterhoofd hou ik dat we niet te veel moeten treuzelen, omdat we anders onze taxi terug naar Mestia missen. We gaan daarom redelijk snel vooruit. Overal staan stapeltjes met stenen, het is net een Instagram scenario.
Bij de gletsjer is het echt fris. Er zijn niet veel mensen, ik denk een handje vol. We wachten rustig op onze beurt om bij de gletsjer te poseren.
Ik vind het heel gaaf om te zien. De gletsjer gaat tot hoog in de bergen, maar beneden smelt het. Er is een helder blauwe grot ontstaan. Ik kom niet te dicht in de buurt, want Gijs heeft me vertelt dat er vorig jaar mensen bedolven zijn onder een stuk gletsjer dat is afgebroken. Het ijs smelt zo snel dat ik me hier best iets bij kan voorstellen. Ik gooi ook hier weer wat van de as van mijn moeder neer.
Nadat ook wij de hoognodige foto's hebben geschoten gaan we weer terug naar het beginpunt. We lopen bijna in een soort draf, ik blijf maar angstig dat we de taxi missen (alsof we dan nooit meer terug naar Mestia kunnen komen). Uiteindelijk zijn we er ruim op tijd. We denken dat we onze taxichauffeur bij het biertentje zien zitten. Hij is nog bezig aan zijn versnapering en geduldig wachten we op hem. Als hij op staat vragen we of hij ons ook heeft gebracht. Hij knikt en mompelt iets. Ik heb toch het idee dat hij het niet is. Als we bij een busje aankomen dan weet ik het zeker, dit was niet onze chauffeur. Gelukkig komt op dat moment onze echte chauffeur aangereden. Het zou toch lullig zijn als we hem hadden laten zitten!
Onze cranky chauffeur dropt ons weer in Mestia. We kleden ons even om en gaan op zoek naar wat te eten. We komen na wat rond scharrelen uit bij Daeli. Het is er nog rustig, maar we zijn ook wel erg vroeg. We eten wat patatjes en salade, ondertussen kijken we naar de grillmaster die een showtje weg geeft. Gelukkig komen er al steeds meer andere mensen het terras op. Het is een beetje awkward als je met zijn tweeën bent met 8 man personeel.
Na het eten sluiten we de dag op bij het terras van Panorama Café. De oude wachttorens door de hele stad zijn verlicht. Het is wat koud dus we drinken ons biertje onder een flatteus geruit dekentje.
Morgen vertrekken we al weer uit dit dorp en gaan we naar onze laatste bestemming; Batumi!
Vandaag vertrekken we weer uit Mestia, ik had hier nog wel langer willen blijven. Niet voor de stad zelf, maar ik had meer van de omgeving willen zien. Om half 8 staan we op het grote plein waar alle busjes vandaan vertrekken. We hebben gisteren al een kaartje gekocht en zijn er als één van de eerste. Gijs wil nog wat eten voor onderweg scoren. Dit gaat hem niet worden aangezien we alleen maar 'groot' geld hebben. Zorg dus in deze kleine plekken voor wat klein geld, het is niet de eerste of laatste keer dat we hier issues mee hebben.
Zonder eten wordt Gijs altijd beroerd als we de weg op gaan. Ook deze keer verandert hij al snel in een grauwe zombie look a like. Heel sneu en ik hoop maar dat hij niet over zijn nek zal gaan.
Als we aankomen bij de tussenstop (dezelfde als op de heenweg) sluit ik aan en dring ik een beetje voor om wat te eten te halen. Ook hier is er maar weinig wisselgeld dus ik moet extra halen zodat ze kunnen wisselen. Toch bijzonder als er honderden toeristen per dag hier stoppen... Gijs verorbert de droge snacks die ik heb gehaald en krijgt weer een normaal kleurtje.
We rijden een stuk langs de kust, waar ik best wat semi-interessante plaatsjes zie liggen. Jammer genoeg hebben we niet genoeg tijd om alle plekken te bezoeken. Op de boulevard van Batumi worden we afgezet. We hebben geen zin om te gaan rondlopen met onze tassen en uren naar het hotel te zoeken, we pakken mooi een taxi.
Het was ook nog een flink stuk lopen geweest, want het duurt met de taxi zo een tien minuten. Dan staan we voor Paliashvili Hotel. Het ziet er netjes uit en we worden gelijk begroet door één van de receptioniste's. In een mini lift gaan we naar de vierde verdieping, waar een fijne, iets luxere kamer op ons wacht. Ik ben zo blij dat we hier niet op bezuinigt hebben. De bedden zijn heerlijk en eindelijk een fatsoenlijke douche! Daar ben ik wel aan toe.
Als we allebei weer fris en fruitig zijn, lopen we terug naar de boulevard voor een biertje. Bij één van de strandtentjes strijken we neer. We bekijken de paar mensen die op het strand liggen, maar ik besluit al snel dat ik het toch te vies vind (iets met tampons, ja inderdaad meervoud...). Zwemmen zie ik gelijk niet meer zo zitten.
Eerlijk gezegd had ik gehoopt dat we wat meer gezelligheid zouden vinden in Batumi. Niet dat de rest van Georgië niet gezellig is, maar het gezellige straatje zoals in Tbilisi ben ik niet meer tegen gekomen.
We verplaatsen ons van terras naar terras, bekijken wat van de oudere gebouwen, eten een hapje en gaan via de nachtwinkel terug naar het hotel.
Eindelijk echt goed geslapen. Het is vandaag onze laatste dag in Georgië en dat vind ik best jammer. Ik kijk er ook altijd naar uit om naar huis te gaan, maar we hadden nog heel veel mooie dingen willen zien. Als we ons volgepropt hebben bij het uitgebreide buffet van het hotel gaan we de stad verder verkennen. We hebben geen plan, gewoon lopen en chillen.
We lopen langs de boulevard om het beeld van Nino en Ali te bekijken. De twee geliefden zijn de Russische versie van Romeo en Juliet. De moslim man Ali is verliefd op de christelijke Nino, wat natuurlijk allemaal niet kan en moeilijk gedoe volgt. Hier op de boulevard gaan ze letterlijk in elkaar op. Tenminste als het beeld beweegt, maar dat is helaas nu niet het geval. Kijk maar op Youtube, het is best geinig gedaan.
Ook vind je hier vlakbij de (lelijke) Alphabetic Tower. Het gebouw is 130 meter hoog en moet een dubbele helix voorstellen (DNA) met daarop het unieke Georgische alfabet. Het gebouw heeft maar liefst $65 miljoen gekocht. Niet normaal...
Dan komen we uit op het Europaplein, waar je heel goed de hele dag kunt zitten en mensen bekijken. We hebben heel wat bijzondere exemplaren voorbij zien komen. Er was een heel vreemd tafereel bezig. Een hele familie probeerde de boel op te lichten bij een restaurant. Wat ze nu probeerden was niet helemaal duidelijk, maar verschillende keren zagen we dezelfde familieleden lopen in een andere outfit en andere samenstelling. Dat ze echt ergens mee bezig waren bleek wel toen ze schreeuwend en gillend van een terras weg werden gestuurd. Heel vaag allemaal.
Medea monument; in 2007 geopend door president Sakaashvili. Een afbeelding uit de Griekse/Georgische mythologie. Mevrouw Medea heeft het gouden vlies in haar handen en toont dit trots aan de bezoekers van het Europa Plein.
Astronomische klok; gemaakt in Duitsland. Op de website 'Georgia About' kun je zien wat de klok nu allemaal kan aangeven, waaronder de maanstand, welk sterrenbeeld aan de hemel staat en de zonsopkomst en ondergang. De klok is bevestigd op de nationale bank van Georgië.
Als we alle Ragnar biertjes en Bavaria biertjes hebben opgedronken vertrekken we weer. We eten een burger bij het restaurant Daquiri Family, maar maken het niet te laat vandaag. We slapen rond een uur of 11 pas en om 1 uur gaat de wekker alweer. We worden op gehaald door een chagrijnige taxi-chauffeur die ons naar het kleine vliegveld van Batumi brengt. Ons Georgische avontuur is afgelopen.